Rainer Maria Rilke

Archaischer Torso Apollos

Wir kannten nicht sein unerhörtes Haupt,
darin die Augenäpfel reiften. Aber 
sein Torso glüht noch wie ein Kandelaber, 
in dem sein Schauen, nur zurückgeschraubt,

sich hält und glänzt. Sonst könnte nicht der Bug 
der Brust dich blenden, und im leisen Drehen 
der Lenden könnte nicht ein Lächeln gehen 
zu jener Mitte, die die Zeugung trug.

Sonst stünde dieser Stein entstellt und kurz 
unter der Schultern durchsichtigem Sturz 
und flimmerte nicht wie Raubtierfelle;

und bräche nicht aus allen seinen Rändern 
aus wie ein Stern: denn da ist keine Stelle, 
die dich nicht sieht. Du mußt dein Leben ändern.


P.N. van Eyck

De tuinman en de dood

Een Perzisch Edelman:
Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in: "Heer, Heer, één ogenblik!

Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.

Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant,
Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.

Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan,
Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!" -

Van middag (lang reeds was hij heengespoed)
Heb ik in 't cederpark de Dood ontmoet.

"Waarom," zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt,
"Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd?"

Glimlachend antwoordt hij: "Geen dreiging was 't,
Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,

Toen 'k 's morgens hier nog stil aan 't werk zag staan,
Die 'k 's avonds halen moest in Ispahaan."




Hans Andreus

Voor een dag van morgen

Wanneer ik morgen doodga,
vertel dan aan de bomen
hoeveel ik van je hield.
Vertel het aan de wind,
die in de bomen klimt
of uit de takken valt,
hoeveel ik van je hield.
Vertel het aan een kind,
dat jong genoeg is om het te begrijpen.
Vertel het aan een dier,
misschien alleen door het aan te kijken.
Vertel het aan de huizen van steen,
vertel het aan de stad,
hoe lief ik je had.

Maar zeg het aan geen mens.
Ze zouden je niet geloven.
Ze zouden niet willen geloven
dat alleen maar een man alleen maar een vrouw
dat een mens een mens zo liefhad
als ik jou.


J.W. Oerlemans






Afspraak 

Voor na de dood spreken we een plek af 
ergens diep in de tuin maar niet te ver van het huis 
in die kleine vallei bijvoorbeeld 
tussen de rhododendrons en de rozenhaag 
zien wij dan voor altijd hoe het was



Victor Hugo




Voor dag en dauw, als licht al aanbleekt op het lover,
Ga ik op pad. Ik weet wel dat jij op mij wacht.
Ik trek de bossen door en trek de bergen over.
Ik heb te vaak te ver van jou mijn dagen doorgebracht.

Ik ga, ik hoor geen geluiden, kijk niet om me heen
En houd mijn ogen slechts gericht op mijn gedachten:
Een onbekende, met gekruiste handen, krom, alleen,
Verdrietig, en mijn dagen zullen zijn als nachten.

Ik kijk niet hoe het avondgoud wordt ingebed
Noch naar de zeilen die Harfleur haast binnenglijden;
En eenmaal bij je grafsteen leg ik een boeket
Van groene hulst vermengd met bloesemende heide.