Stoppelvelden
Het stoppelveld was er wanneer de herfst kwam.
Steevast hing er een groene maan op het bos
als het nacht werd. En allerhande gedierte
rende op het stoppelveld elkanders staart na.
Het stoppelveld vermengde als een stokoude
alchimist de twee werelden, van de oogst en
het roemloze einde: de herfst; bittere baardgroei
van de ontgoochelde kunsten; de regenval.
Hoe winkelhaakten hazen en ketsten de schoten
op het rottende stoppelveld waar de winden
overheen ruisten als bruine uilen. Niets stak
filosofie meer naar de kroon dan de laatste
schoven, achtergebleven op t geel stoppelveld:
te vervallen voor berging zagen zij nooit
de schuren, werden t stervenshonk voor de hazen
en een banket voor de vleugellamme fazant.
Stoppelvelden, met jullie gloed van koud vuur,
stoppelvelden, hellebaarden van de gevoelens,
stoppelveld, hoe herkende ik toch zo vroeg al
in jou mijn troosteloos leven & regenachtig einde.