Het afscheid
Nu zwaarder wordt der jaren last
verschijnt mij vaak een droomgezicht:
een haven waar een schoener ligt,
en ik: ik ben een varensgast.
En hoor: zij zingen al aan boord,
en taal wordt mij hun vreemde taal.
'Vaarwel, mijn liefste en mijn land;
ik ben het best in het want.
Vaarwel, houd mij geen ontrouw na;
ik ben het best in de ra
Vrienden, vaarwel! Ik ben het best
daarboven in het kraaiennest.'
Ik heb geen wensen meer: ik ben
een varensgast, en één van hen.
De horen meldt met grote stem
de afvaart en het nieuwe begin.
De bootsman haalt de loopplank in.