Zij kwam, glimlachend, elegant,
De voetstap ongehaast en licht,
En ik, die voel met mijn verstand,
maakte meteen 't juiste gedicht.
Ik spreek daarin niet over haar
Noch over hoe zij, volwassen kind,
De hoek omsloeg van gindse straat,
Hoek waar de eeuwigheid begint...
In het gedicht spreek ik van zee,
Beschrijf de golven en de pijn.
Herlezend zie ik een van twee:
De hoek - ofwel de waterlijn.