Robert Herrick (1591-1674)
Gather ye rosebuds while ye may,
Old Time is still a-flying;
And this same flower that smiles today,
To-morrow will be dying.
The glorious lamp of heaven, the Sun,
The higher he's a-getting;
The sooner will his race be run,
And nearer he's to setting.
That age is best, which is the first,
When youth and blood are warmer;
But being spent, the worse, and worst
Times still succeed the former.
Then be not coy, but use your time,
And while ye may, go marry;
For having lost but once your prime,
You may for ever tarry.
Konstantinos Petrou Kavafis
September 1903
Laat ik mezelf tenminste nu bedriegen met illusies,
opdat ik niet de leegte van mijn leven merk.
Zovele keren ben ik zo nabij geweest.
En hoe verlamd, hoe schuchter, was ik,
waarom hield ik mijn lippen op elkaar
terwijl mijn lege leven in mij weende
en mijn begeerte zwarte kleren droeg.
Zovele keren zo dicht bij te zijn geweest,
bij de ogen, bij de zinnelijke lippen,
bij het gedroomde, geliefde lichaam.
Zovele keren zo dicht bij te zijn geweest.
J.C. Bloem
Henry David Thoreau
Adriaan Roland Holst
Ingrid Jonker
Ingrid Jonker
Die kind is nie dood nie
die kind lig sy vuiste teen sy moeder
wat Afrika skreeu skreeu die geur van vryheid en heide
in die lokasies van die omsingelde hart
Die kind lig sy vuiste teen sy vader
in die optog van die generasies
wat Afrika skreeu skreeu die geur
van geregtigheid en bloed
in die strate van sy gewapende trots
Die kind is nie dood nie
nòg by Langa nòg by Nyanga
nòg by Orlando nòg by Sharpville
nòg by die polisiestasie in Philippi
waar hy lê met 'n koeël deur sy kop
Die kind is die skaduwee van die soldate
op wag met gewere sarasene en knuppels
die kind is teenwoordig by alle vergaderings en wetgewings
die kind loer deur die vensters van huise en in die harte
van moeders
die kind wat net wou speel in die son by Nyanga is orals
die kind wat 'n man geword het trek deur die ganse Afrika
die kind wat 'n reus geword het reis deur die hele wêreld
Sonder 'n pas
Ingrid Jonker
Ik wil geen bezoek meer ontvangen
Niet kopjes thee boerentroost en vooral niet met brandewijn
Ik wil niet horen hoe ze wachten op gevleugelde brieven
Ik wil niet horen hoe ze wakker liggen in hun oogkassen
terwijl
de ander slaapt weids als de horizon om zijn wenkbrauwen
en wat wil ik weten van hun altijd eendere kwalen
de een zonder eierstokken de ander met leukemie
het kind zonder draaiorgeltje en de oude man
die al vergeten is dat hij doof is
de bestorming van de dood in het stoplicht op groen
de mensen die leven aan zee zoals in de Sahara
de verraders van het leven met het gezicht van de dood en
van God
ik wil gewoon alleen zijn op reis met mijn eenzaamheid
als een wandelstok
en geloven dat ik nog uniek ben
Anne Sexton
Klaaglied
Iemand is dood.
Zelfs de bomen weten het,
Die arme oude dansers die wellustig opschieten,
Met hun grauwgroene sjaals en stekelige stammen.
Ik denk...
Ik denk dat ik het had kunnen tegengaan,
Als ik kordaat als een ziekenzuster was geweest
Of de nek van de chauffeur had opgemerkt
Toen hij de lichten in de stad negeerde;
Of later op de avond,
Als ik een doekje voor mijn mond had gebonden.
Ik denk dat het had gekund...
Als ik anders was geweest, of wijs, of kalm,
Ik denk dat ik de tafel had kunnen betoveren,
Het besmeurde bord of de hand van de gever.
Maar het is gebeurd.
Het is allemaal voorbij.
Er bestaat geen twijfel over de bomen
Die hun dunne voeten in het droge gras spreiden.
Een canadese gans vliegt op,
Opengespreid als een grijs suede overhemd,
Snaterend met haar neus in de maartse wind.
Bij de ingang ligt een kat rustig te ademen
In haar waterig blauwe vacht.
Het avondeten is op en de zon
Die niets anders gewoon is
Gaat helemaal onder.
Anne Sexton
THE TRUTH THE DEAD KNOW
For my mother, born March 1902, died March 1959,
and my father, born February 1900, died June 1959
Gone, I say and walk from church,
refusing the stiff procession to the grave,
letting the dead ride alone in the hearse.
It is June. I am tired of being brave.
We drive to the Cape. I cultivate
myself where the sun gutters from the sky,
where the sea swings in like an iron gate
and we touch. In another country people die.
My darling, the wind falls in like stones
from the whitehearted water and when we touch
we enter touch entirely. No one’s alone.
Men kill for this, or for as much.
And what of the dead? They lie without shoes
in their stone boats. They are more like stone
than the sea would be if it stopped. They refuse
to be blessed, throat, eye and knucklebone
Jean Pierre Rawie
Interieur
In dit met boeken volgestouwd vertrek
Heb ik steeds minder anderen van node,
Met al mijn aan de dood ontstegen doden
Iedere nacht stilzwijgend in gesprek.
Bij wie is wat ik liefheb nog in trek?
Het meeste is al eeuwen uit de mode.
Van wat ik deed, uit nood of om den brode,
Rest enkel de grandeur van het echec.
Maar ook al bood het leven nog zoveel
Waar ik mijn tanden op heb stukgebeten,
Een regel en de wereld raakt vergeten,
Een rijm en het verscheurd heelal wordt heel:
Alleen achter mijn schrijftafel gezeten
Heb ik opnieuw aan heel de schepping deel.
Jean Pierre Rawie
INZICHT
Ik ben zo afgemat onder de last
van wat ik vruchteloos heb liefgehad
dat ik voortdurend struikel op mijn pad
en allengs dieper in het duister tast.
Herinneringen bieden geen houvast:
ik raakte steeds meer kwijt dan ik bezat.
Wat er van mij geworden is en wat
ik ooit beoogde is in schril contrast.
Vertrouwd geraakt met laagheid en bedrog
vind ik wat onaanvaardbaar leek gewoon
ik weet dat stof tot stof keert, as tot as.
Wat grijpt het mij nog aan, terwijl ik toch
allang doorgrondde dat het leven zo'n
intens lamlendige vertoning was?
Vasalis
Plotinos
Judith Herzberg
Nee er is geen tweede leven nee mijnheer
ik weet het, wij moeten redelijk zijn.
Maar ik begrijp de wens van pharao’s
alles wat nu is te omarmen desnoods
in steen omarmen (de schaduw
in de plooien van de kussens die
nadat de levenden zijn opgestaan
in vorm van leven bleven liggen)
ja, zou dit ook in stenen doos
dit zonnige vertrek, dit sterk
gemerkte uur – voorbij de laatste dag
mee willen slepen.
Judith Herzberg
Als je zoveel om iemand gaf
Dat je alles wat je had
Je huis en je hele boel
Daarvoor zou willen geven
Dan werd je alleen maar veracht.
Toch is het een gevoel
Dat inslaat als een flits
Een brand vlamt door je heen
En er is geen rivier
Geen water in de wereld
Dat zulke vlammen blust
Houd me dicht tegen je aan
Als een band om je arm
Als een hanger op je hart
Want sterk als de dood
Is de liefde, en afgunst
Zo diep als het graf
Judith Herzberg
Lord Alfred Tennyson (1809-1892)
I envy not in any moods
The captive void of noble rage,
The linnet born within the cage,
That never knew the summer woods;
In envy not the beast that takes
His license in the field of time,
Unfetter'd by the sense of crime,
To whom a conscience never wakes;
Nor, what may count itself as blest,
The heart that never plighted troth
But stagnates in the weeds of sloth:
Nor any want-begotten rest.
I hold it true, whate'er befall;
I feel it, when I sorrow most;
'T is better to have loved and lost
than never to have loved at all.
Heinrich Heine (1797-1856)
Jean Pierre Rawie
Nu het een jaar geleden is
dat wij voorgoed met elkaar braken
moet ik er werkelijk voor waken
dat ik je niet voortdurend mis.
Het was als ik me niet vergis
wel beter om een aantal zaken
maar dat het mij nog droef kan maken
stemt op zichzelf tot droefenis.
Ach, elke liefde eist een tol
en wat het ons ook heeft gekost,
van terugbetalen was geen sprake:
it's better to have loved and lost
than never to have loved at all.
Ik hield ervan je aan te raken.
Marielle Wortmann
O dat heftige uur
waarin stormen
tranen storten
en overwaaiend vuur
waarin spiegels barsten
tot een gebroken lach
(uit een familiebericht in het NRC)
waarin stormen
tranen storten
en overwaaiend vuur
waarin spiegels barsten
tot een gebroken lach
(uit een familiebericht in het NRC)
Lord Byron (1788–1824)
SO, we'll go no more a-roving
So late into the night,
Though the heart be still as loving,
And the moon be still as bright.
For the sword outwears its sheath,
And the soul wears out the breast,
And the heart must pause to breathe,
And love itself have rest.
Though the night was made for loving,
And the day returns too soon,
Yet we'll go no more a-roving
By the light of the moon.