Interieur
In dit met boeken volgestouwd vertrek
Heb ik steeds minder anderen van node,
Met al mijn aan de dood ontstegen doden
Iedere nacht stilzwijgend in gesprek.
Bij wie is wat ik liefheb nog in trek?
Het meeste is al eeuwen uit de mode.
Van wat ik deed, uit nood of om den brode,
Rest enkel de grandeur van het echec.
Maar ook al bood het leven nog zoveel
Waar ik mijn tanden op heb stukgebeten,
Een regel en de wereld raakt vergeten,
Een rijm en het verscheurd heelal wordt heel:
Alleen achter mijn schrijftafel gezeten
Heb ik opnieuw aan heel de schepping deel.