O zeg ons toch, eerwaarde raaf,
Waart gij uw hele leven braaf?
Het antwoord luidde, kort en bondig:
Ik was mijn hele leven zondig.
Bedreef U, mag ik dat ook vragen,
Dat zondigen met welbehagen?
Ja, zondigen was mij een lust,
Ik weet niet waar dat op berust;
Ik zondigde met overgave,
Alleen en met de andere raven.
Maar nu is dat sinds lang vergeten,
De wereld heeft het nooit geweten.
Ik luister, liggend op mijn knieën,
Naar stichtelijke melodieën;
Maar dit wil ik nog wel verkondigen:
Begin zo jong je kunt met zondigen.