Bekentenis
Ik mag je.
Nee, ik mag je niet.
Ik moet je. Dat bedoel ik.
Ik heb je lief.
Nee, dat heb ik niet.
Ik word je lief. Dat voel ik.
Nee, dat heb ik niet.
Ik word je lief. Dat voel ik.
Ik ga met jou.
Nee, ga ik niet.
Nee, ga ik niet.
Ik sta je bij. Beloof ik.
Ben stapel op je.
Hou je vast.
Hou je vast.
Ik. Hou. Van. Je.
Geloof ik.