Horatius

Rust is wat men vraagt aan de goden als men
op open zee verrast wordt door zwarte wolken
die de maan begraven en sterren doven
baken van schippers;

rust is de wens van Thracische vechtersbazen
Parthen getooid met pijlkoker vragen, Gosphus,
rust die niet voor goud en juwelen of voor
purper te koop is,

want geen schathuis of consulaire lijfwacht
drijft uit ons hart trieste bekommeringen
en zorgen weg, die in gestucte kamers
rond blijven vliegen.

Goed wordt geleefd met weinig wanneer een zoutvat
van de familie glanst op een tafeltje
en kalme slaap niet wordt gestoord door angst
of gierige hebzucht. 

Waarom mikt men stoer in dit korte leven
op menig doel? Wanneer verhuizen wij
naar land met ander zon? Is een balling ooit
ontsnapt aan zichzelf?

(vert. Piet Schrijver)