Andy Fierens

Non zonder god

Op een bank, in het park, bij de vijver 
zit een non zonder god
Ze kijkt naar de eenzame beflijster
die weer staart naar mij

Ik ben ik, ik ben ik, ben ik, ben ik,
Dat wil zeggen, mossel noch worst
Ik ben een hond die ruikt aan elke rok
op zoek naar een aha erlebnis

Niemand die mij vraagt
gaan we straks naakt joggen,
ze hebben rukwinden voorspeld
en ook ik zeg tegen niemand in het bijzonder

als ik jou niet had schat, 
dan had ik iemand anders
Nee, echt, dit is de mooiste lente in jaren 







Omar Khayyam (1048–1131)


Veel kostbaar bloed heeft ‘s werelds loop gestort
en menig bloem is onverhoopt verdord;
verhef u niet op jongzijn en op glans,
de knop valt af, eer zij geopend wordt.


Wij gaan en komen en de winst is waar?
en weven draden en het kleed is waar?
In ‘s hemels welving zijn tot stof verbrand
vele weldenkenden; hun rook is waar?


De wereld gaat en gaat, als lang na dezen
mijn roem verging, mijn kennis hooggeprezen.
Wij werden vóór ons komen niet gemist,
na ons vertrek zal het niet anders wezen.




vertaling: J.H. Leopold 

Hanny Michaelis (1922-2007)

Het morgenraam schuift blauw en blinkend
rechthoekig door mijn dromen heen.
Splinters geluid doorboren mij
en blijven steken in mijn hoofd.
De klok slaat waarschuwend alarm
en dreigend rolt de kamer op mij aan.
Terwijl ik wankel op het slappe koord
waarlangs de slaap geschrokken vlucht,
vangen je armen mij beschermend op
en in hun warmte raak ik met de dag verzoend.
Maar ergens blijft het heimwee hangen
- als een verraad - naar het eenzelvige gebied
waaruit de morgen mij verstoten heeft
en waarheen jij me niet kunt vergezellen.


Hanny Michaelis (1922-2007)


Er groeit in mij een boom van grijs verdriet,
bloeiend met parelmoeren bloesems.
Geen vogel heeft er ooit zijn nest gebouwd,
geen dier komt rusten in zijn schaduw.
Mijn boom is stil.

Alleen de bloesems
laten hun tak geruisloos los
om traag, onmerkbaar neer te dalen:
een meer van onvergoten tranen
waarin mijn boom weerspiegeld staat,
eenzaam onder een bleke hemel.