dat, nu ik bijna je vergeten ben,
het zeggen van je naam mij is gebleven
een liefkozing, waar ik dagen op kan leven.
hoe op het plein, een honinglied van linden,
vanuit de schaduw over witte straten
je aan kwam lopen. Speelse zomerwinden
tegen je ranke lichaam, en je ogen
waren van heimwee raadselig verwijd.
Hoevele zomers zijn sindsdien vervlogen.
dat, nu ik bijna je vergeten ben,
het een liefkozing der lippen is gebleven
je naam te zeggen als ik eenzaam ben.