Willem Jan Otten
Eindaugustuswind
1
Ook als het waar is wat we weten –
en niets ons wacht, heus, heus –
dan nog wacht mij, zo lang ik leef
en zwaarder kortademiger elk jaar
mijzelf het duin op hijs: de zee, zee.
Steeds onmiskenbaarder is zij dan voorzien,
steeds meer de meesteres die onderwijst
dat niets mij wacht, niets, heus, heus.
Probeer het maar, zegt zij, en denk je
vrij, de duinen op en daarna nergens mij.
2
Er is een omdat en het ruist als het dak
van een sparrebos bij nacht bij eindaugustuswind.
Ik ben gaan liggen op mijn rug met boven mij
een sterrenwak precies als toen ik dertien was.
Het was opnieuw als lag ik denkend in een kuil.
Takken zwarter dan het doodstil uitspansel.
Omdat ik niet mijn eigen macht zal zijn,
omdat mijn strekking steeds een klacht zal zijn,
omdat ik niet begrepen heb wat mij
naar deze onbegrepen plek heeft toegewild,
omdat ik niet mijzelf bevatten kan
als pogend te bevatten – daarom ben ik vrij.
3
Ik heb mij nu zo luid tot u gericht
dat uw zwijgen is gaan klinken
naar de stilte in een bladstil bos
nadat er 's nachts uit een tent
een kind geroepen heeft en het was
het mijne niet. Ik twijfel niet
aan uw bestaan zo lang u tot mij
zwijgt. Het is aan mij, u laat mij vrij
om uit uw echoënde stilte op te staan.
Ricardo Reis (Fernando Pessoa)
Ricardo Reis (Fernando Pessoa)
Hugues C. Pernath
Zo sta ik buiten de gedachte
Met dit besluit
Dat bij mijn leeftijd past
En onderga, nauwelijks
Na een jaar opnieuw
Iemand die niet alles achterliet.
Ik neem haar in dezelfde kleur
En verdeel de vreugde van mijn vreugde
Haar leven dat zij leeft, haar geloof in mij
En mijn geloof in haar.
En nooit uit de twijfel
Nooit uit de liefde, nooit
Maakte het leven zulk begin.
Vasalis
Ik zoek een misverstand om in te geloven.
Al mijn gedachten zitten binnen
En met hun voorhoofd aan de ruit
Van al mijn ramen, van onderen tot boven
Gedrongen, kijken zij mismoedig uit.
De oudste hebben kindergezichten,
Ze dansen en fluisteren met elkaar,
De jongste hebben rimpels, grijzend haar.
Ik wou dat het vreselijk ging waaien,
Zodat het volle, stille huis ging zwaaien
En dat de ramen openvlogen en de gedachten alle,
Geel, roze, wit, geluidloos als ze zijn
Op straat – er hoeft geen held te zijn,
Waarvoor ze het doen. Good afternoon.
Muraqqa Gulshan - 1530
De rondgang van ons komen en ons gaan,
daar vind je geen begin, geen einde aan.
De ware zin heeft niemand nog verstaan:
vanwaar dit komen en waarheen dit gaan?
De Schepper heeft het samenstel gesmeed,
en daarna in zijn delen weer ontleed.
Was het niet goed? Waarom heeft Hij gebroken
de vormen door Zijn eigen hand gekneed?
Let niet op hen die dit bestel aanvaarden,
maar drink een koppig glas met fijnbesnaarden.
Zovelen die de hoogste top begeerden
zijn weg, en zie je niet terug op aarde.
De wereld laat mij nog geen dag begaan;
nooit adem ik vrijuit in dit bestaan.
Van al de lessen bij het lot genomen
heb ik geen wereldwijsheid opgedaan.
Mijn hart verlangde levenslang te weten,
weinig geheimen liet ik ongeweten.
Met denken bracht ik dagen, nachten door:
tenslotte wist ik dat ik niets kon weten.
Rutger Kopland
De god in mijn hersenen
Toen ik al bijna ontwaakt was herinnerde ik mij
dat ik die nacht in het verleden had geleefd
en zonder de geringste verbazing weer
geloofd had dat God bestond
ik wilde hem eigenlijk wel eens spreken
het is een bijzonder aardige man zei iemand
je kunt hem gerust eens bellen
ik belde en er klonk een stem, een heel lieve stem
zodat ik mij een lieve gevleugelde vrouw voorstelde
zoals je wel ziet op felicitatiekaarten
wilt u god, werd er gezegd, toets dan één
wilt u god niet, toets dan niet
ik toetste één
en dezelfde gevleugelde vrouw zei: er is nog
één wachtende voor u en die ene bent u
ik herinnerde mij dat ik hier eindeloos over
moest nadenken tot ik ontwaakte en God weer
was verdwenen, ergens in mijn hersenen
Thomas Campion 1576-1620
Volg steeds je schone zon, bedroefde schaduw.
Al ben jij duisternis
Waar zij ál luister is,
Volg tóch je schone zon, bedroefde schaduw.
Volg haar wier licht het jouwe heeft verdreven.
Al leef je onteerd, en zij
De hemel zó nabij,
Volg tóch haar licht: het schenkt de wereld leven.
Volg dat puur stralend schoon, dat felle blaken
– Al heeft het je verschroeid –
Tot het in mildheid gloeit
En je dof zwart tot blinkend licht gaat maken.
Volg haar zolang haar heerlijkheid blijft schijnen.
Al komt eens de onheilsnacht
Die heel haar licht ontkracht
En jou nu al verbleken doet en kwijnen,
Volg tóch: dit heeft je lot toegewezen.
Zon richt zijn schaduw aan
Tot beiden ondergaan,
De zon beproefd, de schaduw nóg misprezen.
De zon beproefd, de schaduw nóg misprezen.
Maria Vasalis
Als daar muziek is, wil ik die horen:
Ik wil muziek voor oude mensen, die nog krachtig zijn,
En omgeploegd met lange, diepe voren
En ongelovig, die de wellust en de pijn
Nog kennen. Die bezaten en verloren.
En als er wijsheid is, die geen vermoeidheid is,
En helderheid, die geen versterving is,
Wil ik die zien, wil ik die horen.
En anders wil ik zot en troebel zijn.