No second Troy
Why should I blame her that she filled my days
With misery, or that she would of late
Have taught to ignorant men most violent ways,
Or hurled the little streets upon the great,
Had they but courage equal to desire?
What could have made her peaceful with a mind
That nobleness made simple as a fire,
With beauty like a tightened bow, a kind
That is not natural in an age like this,
Being high and solitary and most stern?
Why, what could she have done, being what she is?
Was there another Troy for her to burn?
Geen tweede Troje
Wat zou ik haar kwalijk nemen dat zij mijn dag
met ellende vervulde, of dat ze onwetenden
de laatste tijd geweld bijbracht,
of kleine straten op de grote had gesmeten
wanneer die maar de moed hadden gehad?
Wat kon haar vreedzaam hebben gemaakt
met de noblesse die haar vuur aanstak,
schoonheid als een gespannen boog, een aard
die niet natuurlijk is in een tijdperk als dit,
omdat zij hoog en eenzaam is, niet aan te randen?
Maar wat kon ze anders, zijnde wat ze is?
Was er een ander Troje dan om te verbranden?