Roem, glorie, al wat mij belangrijk leek,
Als ik jouw stralende gezicht ontwaarde
Dat uit een simpel lijstje naar mij keek.
Maar jij vertrok, wij gingen uit elkander.
Ik wierp je ring weg voor het morgenlicht.
Je gaf je lot in handen van een ander,
En ik vergat je prachtige gezicht.
Als zwarte vogels wervelden de dagen …
Hartstocht en drank ontnamen mijn vreugd …
Jouw beeld voor 't altaar wilde niet vervagen,
Ik riep naar jou als naar mijn zoete jeugd.
Ik riep je, maar je hebt niet omgekeken,
Ik wenende, maar je hart werd niet verzacht,
En in je blauwe mantel, zonder spreken,
Ging je het huis uit in de regennacht.
Waar vond jouw trotse ziel een onderkomen,
Mijn lieveling, zo teder en zo zacht …
Ik blijf maar van die blauwe mantel dromen
Waarin jij wegging in de regennacht …
Vergeten zijn nu roem en tederheden,
Mijn jeugd is reeds voorbij, en jouw portret
In 't simpel lijstje hoor tot het verleden,
Ik heb het eigenhandig weggezet.