Lupercio Leonardo de Argensola (1559 - 1613)

Als het dan toch moet zijn dat ik weer zwicht
voor liefdes schrikbewind en wrede grillen,
en mij opnieuw geheel vergooi ter wille
van dit of dat aanbiddelijk gezicht;

hernieuw het flauwe licht dan in mijn ogen,
maak dan mijn schedel als vanouds behaard,
en laat mijn kaak niet met zo'n grauwe baard.
maar weer met blos en dons zijn overtogen.

Dán zal ik  - als de slang vernieuwd - weer keer
op keer, terwijl ik weer en wind trotseer,
onder haar venster vruchteloos staan smachten.

Maar waar de tijd zonder respijt verstrijkt,
en alles met de tijd veranderd blijkt,
waarom in godsnaam dan niet mijn gedachten?