Hoe glijd je zacht uit mijn handen vandaag,
mijn tijd van leven, door niets te weerhouden!
Hoe stil van stap nader je, doodse koude -
sluipvoetend maak je alles ongedaan.
waar uitgelaten jeugd nog op vertrouwde.
En wat mijn hart als laatste dag beschouwde
was aanvlucht, maar het zag geen wieken slaan.
morgen te willen is niet mogelijk
zonder te zien dat ik mijn dood gelast.
met nieuwe slag de harde feiten vast:
hoe broos, hoe voos, en hoe onogelijk.