Luis Carrillo y Sotomayor (1583/85-1610)


O hoe lichtzinnig je altijd weer vlucht, 
o hoe je mij verlaat, frivole tijd! 
Despoot die liefde en leven mij bestrijdt, 
o hoe ik je verwaten wurging ducht!

Wilde ik je grijpen, je ging op in lucht,
ik ging je na, je lachte om mijn spijt.
Hoe ik ook zocht, hoe meer was ik je kwijt:
ik zocht en bracht je zoek, ontzind gerucht!

Ik ken je hoon, na diepvernederd knielen:
je maait, en ik zal bij het afval mogen
in wrang geloochende ontgoocheling! 

Blind, tot de schellen van mijn ogen vielen,
werd mijn pijn Alziend, en mijn lede ogen
zien hoe je verder vlucht en mij ontging.