ONVERBROKEN
Geen die daarginds uw graf nog vindt;
er rest van u portret noch brief.
Maar ik die kind ben van uw kind
ik heb u uit de verte lief.
En gij mìj, onbetwijfelbaar.
Er is een weten van elkaar
dat tijd en afstand overwint.
Soms grijpt ge even in; ik merk
het aan een stremming in het werk,
een wenk: ik leg de schrijfstift neer;
die lichte wijziging komt van u.
Het vers handhaaft zich continu.
Er is bericht, over en weer.