Sergej Jesenin - 1895-1925

Nee, nee, nee! Ik wil niet dood! Ik wil het niet!
Vergeefs cirkelen boven ons die vogels.
Ik wil weer een jongen zijn die koper uit essen schudt
En zijn handen ophoudt als gladde witte schotels.
Dood? Sterven?
Zulke gedachten hebben toch geen nut,
Als ik in de buurt van Penza een huis heb staan?
Jammer van de maan, jammer van de zon,
Ook van de populieren doet het me verdriet …
Alleen de levenden zijn gezegend, zij beƫrven
De struiken, de beekjes, de steppe en het groen.
Luister, als ik er morgen niet meer zal zijn
Gaat het hele heelal me geen moer meer aan!
Leven wil ik, leven, leven,
Leven, al is het beven van angst en pijn!
Desnoods als zakkenroller of als zwerver,
Als ik de kikkers maar ontroerd hoor zingen in de put,
Als ik de muizen maar verheugd zie dollen op het erf.
Mijn ziel spettert bloesempjes van de appelkruin.
De wind blaast mijn blik tot blauwe vlammen.
Zeg me hoe het moet, zeg het me.
En ik zal het doen, alles doe ik - Godsamme
Alles, om te klinken in de mensentuin!