In het hooi
Ik lag in het hooi,
De hemel was mooi,
Mijn bed zacht en goed,
En het geurde zoo zoet.
Ik keek met een zucht
Van genot naar de lucht.
Mijn geluk was als dat
Van een spinnende kat.
En ik dacht: "Zoo meteen
Moet ik op, moet ik heen -
Maar ik weet nog niet, hoe
Ik dat kan, ik dat doe.
Als nu spelenderwijs
Mij de Man met de Zeis
Had gemaaid als het gras,
Dat dit hooi eenmaal was.
Ik behoefde niet op
Meer te staan, niet rechtop
Meer door 't leven te gaan...
- En dat lachtte mij aan.