Huub Oosterhuis


Nu ik weet dat het elke dag
avond wordt, vroeger of later,
en nacht, heb ik besloten de dag

te prijzen voor het avond wordt,
lief te hebben wie of wat ik liefheb
water op te graven, bomen

te planten - sinds ik weet
dat er morgen weer een dag is
en geen enkele nacht nog

eeuwig duurde, heb ik besloten
verlangend uit te zien naar
morgen, als misschien mijn

kinderen komen eten en zingen.
En het werd avond en een nacht
die eeuwig duurde: mijn kinderen

kwamen niet, zij zongen niet meer,
kwamen nooit meer, ik had
geen kinderen, nooit gehad.

En het werd morgen, en ze kwamen
in de avond, en wij aten
en zongen, tot diep in de nacht.