Water
Het water dat het land doorsnijdt
Knakt telkens weer het broze riet
Dat aan de oevers wortel schiet,
De korte levensduur ten spijt.
Toch treft het water geen verwijt,
Want de rivier verliest zich niet
In hoop en wanhoop en verdriet,
Maar gaat voorbij aan alle tijd.
Zij kent geen enkel onderscheid
Tussen de bron die zij verliet
En het toekomstig stroomgebied
Waarheen het water wordt geleid.
Hij die het water overziet
Ziet spiegels van de eeuwigheid.