De Tijd wierp weer zijn mantel neer
Van wind, van vrieskou en van regen
En heeft een fleurig kleed gekregen.
Van klare zon en stralend weer.
Er is geen wild of vogel meer
Wiens roep of zang het houdt verzwegen:
De Tijd wierp weer zijn mantel neer
Van wind, van vrieskou en van regen.
Rivier en bron en beek gaan weer
In glanzende livrei bewegen,
Met zilver druppels rijk doorregen
Geen draagt zijn kleren van weleer:
De Tijd wierp weer zijn mantel neer
Van wind, van vrieskou en van regen.