Maar eerst is er een oude jas. Nu hangt hij
aan de kapstok, binnenkort wordt hij
verbannen naar het hok.
En eerst is er een avond waarop ik aarzel
naar buiten te gaan. Buiten is het koud
In gedachten trek ik voor het eerst
die oude jas aan. Ik ben alleen op straat.
Wie had dat durven hopen. Ik kijk
in de ruiten en zie
voor het eerst mijn vader in deze stad lopen.
‘Waar ga je heen?’ ‘Nergens heen.’
‘Dan gaan we dezelfde kant op.’