Hoe ben jij uit de handen mij gegleden!
Hoe snel ben jij verstreken, mijn bestaan!
Hoe stil, ach kille dood, kom jij gegaan
om met je schreden alles te vertreden!
De zwakke aardse wal beklim jij, wrede,
waarop de wakkere jeugd denkt te weerstaan,
maar voor de dag zijn vleugels uit kan slaan
verwacht mijn hart zijn laatste vlucht voor heden.
Ach sterflijke natuur, ach barre nood!
Waarom kan ik niet naar de toekomst streven
en toch geen tol betalen aan de dood!
Elk ogenblik dat mensen wordt gegeven
vermaant met een nieuw deurwaardersexploot
hoe broos, hoe schamel en hoe leeg wij leven.