Bouw niet in de bocht van rivieren je woning,
waar leven verwordt tot lawaai en vertoon.
Geloof mij, het einde is altijd eentonig,
voor geen te verstaan en plechtstatig gewoon.
De stilte gewijd, als verhaal in de schemer,
voeg jij naar het lot je eenzelvig gemoed.
Je kunt elke plek voor de avonddienst nemen,
en wat je geweten je ingeeft, is goed.
En wie je ook, stralend, als boodschapper nadert,
ontvang hem gewoon, als een droom die je had,
en zwijg voor altijd, opdat niemand zal raden
wie daar bij het raam, in de vensterbank zat.
En geen zal de grond van je zwijgen vernemen,
en waaruit je kalme vertrouwen bestond.
Eens, zeker, verschijnt zij. Het glanst aan de hemel.
En schuldeloos drukt zij haar mond op je mond.