Joseph Brodsky
KERSTROMANCE
Voor Jevgeni Rein, met liefde
Er vaart in weemoed onverklaarbaar
te midden van beton en stenen
een nacht'lijk scheepje licht en wendbaar,
uit't Alexanderpark verschenen,
een bars, eenzelvig nachtlantaarntje
een gele roos die niemand plantte
boven zijn teerbeminden vaart het,
onder passanten.
Er vaart in weemoed onverklaarbaar
een zwerm van dronkaards en maanzieken.
Een buitenlander triest en kwetsbaar
laat op een plein zijn sluiter klikken,
een taxi rijdt de Gorkistraat in,
brengt passagiers naar ziekenhuizen,
en doden staan in een omarming
met herenhuizen.
Er vaart in weemoed onverklaarbaar
een trieste zanger door de straten,
staat voor een winkelruit met koopwaar
een klant bolhoofdig en gelaten,
een oude minnaar moet zich haasten
door deze hoofdstad ongenietbaar,
een late stoet van bruiloftsgasten
vaart er in weemoed onverklaarbaar.
Er vaart een man in Moskous centrum,
vaart richting onheil, zonder dralen,
een joods accent blijft doelloos went'len,
waart rond in trieste trapportalen,
een opgedirkte blonde schoonheid
vaart vlak voor zondag, vlak voor Nieuwjaar,
van liefde naar intense droefheid,
haar weemoed laat ze onverklaarbaar.
Een kille stilte vaart in ogen,
sneeuwvlokken trillen voor ze landen,
de vrieswind kent geen mededogen,
omsluit verkleumde rode handen,
de stol der nacht steunt op kerstavond,
er hangen verse nogageuren,
en zoete honing vloeit, geel brandend,
uit avondvuren.
Jouw Oud en Nieuw drijft onafwendbaar
de donkerblauwe stadzee binnen,
het vaart in weemoed onverklaarbaar,
alsof we 't leven herbeginnen,
alsof er roem zal zijn, geen kommer,
voldoende brood en rijke dromen,
alsof naar rechts het leven schommelt,
van links gekomen.
1962
Joseph Brodsky
Uit: “De herfstkreet van de havik”
Vertaling Peter Zeeman en Marc Schreurs