Vladimir Solovjov

In ochtendmist ben ik met aarzelende schreden
Naar kusten vol geheime pracht op weg gegaan.
Terwijl de sterren met het ochtendgloren streden,
En door de lucht de dromen van de nacht nog gleden,
Riep mijn bevlogen ziel de vreemde goden aan.

En op een koude bleke dag, langs stille wegen,
Loop ik als vroeger door een land dat ik niet ken.
De mist trekt op; als ik het zicht weer heb herkregen
Zie ik hoe zwaar het bergpad is, hoe afgelegen,
Hoe ver ik van mijn visioen verwijderd ben.

Tot middernacht zal ik met vastberaden schreden
De weg naar de door mij begeerde kusten gaan.
Terwijl reeds nieuwe sterren komen aangegleden,
Zal ’k mijn gewijde tempel op de berg betreden,
Die in een stralend, triomferend licht zal staan.