VONNIS
Nooit zonder ongenode bijgedachten
zie ik de schedel achter elk gezicht,
en in elk lief dat slapend naast me ligt
gedenk ik andere doorwaakte nachten.
De tijd die alles vroeg of laat ontwricht
heeft niets doen worden zoals ik verwachtte;
ik blijk ten slotte tot niet meer bij machte
dan soms een in zichzelf gekeerd gedicht.
Geliefde, berg mijn sterfelijk gelaat
tegen je borst; al wat ons in het leven,
zo schamel als het is, ter harte gaat,
en al waar wij maar enigszins om geven,
(ik had het je niet willen zeggen) staat
in dit gedicht ten dode opgeschreven.