Zie mij maar niet mismoedig aan
met je gedempte blauwe blik
laat mij nog even los bestaan
en laat me aadmen als ik stik
van ’t vreemde niet alleen te zijn.
van nooit meer dood te mogen wezen.
Je mag mijn worsteling niet vrezen
en niet bedroefd zijn om mijn pijn.
Ik denk niet dat je mij al kent
ik ben zo aan mezelf gewend
en ’t is zo moeilijk om dit kind
dat vaak alles ondraaglijk vindt
te doen beseffen, dat jij er bent.