De Wroeging
Ik heb de ergste zonde begaan
Die een mens begaan kan. Ik ben niet
Gelukkig geweest. Laat de meedogenloze gletsjers
Der vergetelheid me meesleuren en verzwelgen.
Mijn ouders hebben me verwekt voor het
Hachelijke, prachtige spel van het leven,
Voor de aarde, het water, de lucht, het vuur.
Ik heb ze bedrogen. Ik ben niet gelukkig geweest.
Hun prille wens is onvervuld gebleven.
Mijn geest heeft zich toegelegd
Op de symmetrische disputen van de kunst,
Die futiliteiten vlecht. Ze hebben me moed vermaakt.
Ik ben niet moedig geweest. Nooit wijkt van mijn zijde
De schaduw van de ongelukkige ik die ik ben geweest.