Het is een vreugde en een last
Een afgetakeld lijf te dragen.
Wat vroeger wild en bloeiend was
Is nu vermoeid en aangeslagen.
Het bloed gaat in een trage stroom,
De moegeworden schouders zakken.
Zo nijgt een volle appelboom
Onder gewicht van eigen takken.
Gij jongelieden hebt geen weet
Van tederheid en smart die maken
Dat bomen met hun bladerkleed
Eens nog de aarde willen raken.