Ernest Dowson (1867 - 1900)


They are not long, the weeping and the laughter,
Love and desire and hate:
I think they have no portion in us after
We pass the gate.

They are not long, the days of wine and roses:
Out of a misty dream
Our path emerges for a while, then closes
Within a dream.






Marian Schutte

AMBIVALENT

De stilte klemt zich vast
en ongewild
grijp ik het klankbord
van mijn hopen.

Ik speel het ongerijmde lied
en weet de vreugde 
te hervatten
in één verrukte toon
die stotend mijn bestaan 
doorboort.

De stilte zingt me voor
en ongewild
voel ik me door mezelf
begrepen



Jan Terlouw

Mijn plataan

Mijn dierbaarste vriend is de boom achter het huis.
Je kunt op hem rekenen, hij is altijd thuis. Mijn plataan.
De taal der seizoenen die hij me onthult, is uiterst welsprekend en leert me geduld.
Niet altijd haasten op zoek naar gewin.
Stilstaan geeft dikwijls beduidend meer zin, aan het bestaan.
Een boom kan niet praten wordt dikwijls beweerd.
Maar ik hoor hem wel eens niet gearticuleerd, keer op keer, wanneer ik van hot naar her ben geracet.
Als het een vervelende dag is geweest. Als ik door mijn partner ben afgesnauwd.
Dan ritselt hij zacht dat hij wel van me houdt, zonder meer.
Ik word ook wel eens door hem op mijn nummer gezet, als ik luister naar hem als het stormt in mijn bed. Windkracht 8.
Dan fluit hij me uit en sabelt me neer, dan gaat hij indrukwekkend te keer.
Hij doet me beseffen hoe nietig we zijn.
Hij hoort mijn pretenties en ik word heel klein, in de nacht.
Maar meestal kalmeert hij en sust de boom in mijn tuintje.
Zie hem daar rustgevend staan. Hij loopt niet, hij vliegt niet, hij staat.
Gastvrij voor de vogel die aan het nestelen slaat.
Misschien overdrijf ik een beetje, dat kan.
Maar ik zag tot nu toe niet voortreffelijker dan, mijn plataan.



Antoine de Kom

we zullen allemaal een voor een
op onze eigen dag in zwarte
warme duisternis verdwijnen.
je mag dan wel tien instrumenten
om je nek bespelen – when
the saints go marching in. de heilige
theresia van lisieux stelt me
voor raadselen. ergens in
de filipijnen vroeg iemand
waarom het rozen regent
als bruine tantes ritmisch dansend
zonder string en in hun handen klappend op
het altar goddelijk genot in
goddelijk genot veranderen. rozen die zwaar
geuren en zwoel de naaktheid
van hun dans bloter maken
dan bloot
dalen op ons neer.



Ellen Warmond (1930–2011)

Ik wilde me inschepen voor
een land waar ik nog niet bestond

onderweg ben ik verdronken

alleen om niet al te weerloos
aan te spoelen later
lieg ik een vlot
lieg ik reddingsboei
lieg ik mijn hoofd boven water




Pieter Boskma

Over niets wil ik het nog hebben dan de liefde.
Een diepgaande gedachte, een onthutsende filosofie:
niets waard zonder de liefde.
Een imposant schilderij, een dichtwerk zonder weerga:
het verwaait als stof zonder liefde.
Hele religies, politieke en economische systemen:
nergens zonder de liefde.
Zelfs dit strand hier, het schuim dat in de stille wedstrijd
met het zand verstuift, de meeuwen die in de storm
hun vaste positie aan de hemel weten te bewaren,
de wandelaars die het aanzien, het verre deinende
grijze water, de verre donkere tranende ogen:
niets zonder de liefde.
O, zonder de liefde,
o, leven zonder liefde,
o, hopeloze, hulpeloze en onmogelijke liefde,
hartgrondige liefde, verloren liefde, over niets
kan men het hebben zonder liefde.

Aleidis Dierick

Wie nooit alleen reed urenlang 
door duisternis en mist in januari 
met in haar nek de ringslang angst 
zag nooit het woord genade. 

Een witte boom. Een dier van dons. 
Een kilometerpaal met cijfers. 
Wegwijzers. Bijna grijpbaar soms 
een versregel. De glans van vijvers. 

Het plein van dit vergeten dorp 
door tuig van Rome ingenomen. 
Een legerkamp. Een vesting op de rots. 
Winter. Niemand wil hier wonen. 



Aleidis Dierick

Gij maakt mij wilder, wilder dan gras
en bloemen, ik die al wilder dan water ben
hoe zal ik u in mijn hartstocht noemen
u die ik nauwelijks ken.

Zal ik u lief en beminde noemen
in hoeveelheid namen vloeit gij mij uit
nooit stond een zomer zo te bloeien
in al zijn linden, in al zijn kruid.

Hoe zal ik u in mijn kamer noemen
als gij schreiend uw mond drukt aan mijn huid
als gij stamelend man wordt in al uw zoenen
tederheid zal ik u noemen.



Hadewijch (13e eeuw)

Alse alle dinghen selen vervaren
soe sal die edele minne waren
ende haer claer gheheel openbaren,
alse ghi in een nuwe beghin
met minnen de minnen selt anestaren:

'Siet, dit eest dat ic bin.'

Wanneer alle dingen zullen vergaan,
dan zal de edele minne blijven bestaan
en haar klaarheid helemaal openbaren,
Wanneer jullie, in een nieuw begin,
met minne de minne zullen aanschouwen:

'Zie, dit is wat ik ben.'


Hadewijch (13e eeuw)

Men moet in allen tiden
Der minnen wesen blide
ende hare volghen in elke side,
in allen weghen daer si gheleidt
Men moet hare leven blide
ende den rouwe dan also na ghereit.

Men moet ten allen tijde
blij zijn om de liefde
en haar overal volgen,
langs alle wegen waarop ze voorgaat;
men moet om haar blij zijn
en dan even bereid te lijden




Hertog Jan I van Brabant (1254-1294)

Eens meien morgens vroege
Was ic upghestaan;
In een scoen boemgerdekine
Soudic spelen gaen.
Daar vant ic drie joncfrouwen staen,
Si waren so wale ghedaen,
Dene sanc voor, dander sanc na:
Harba lorifa, harba harba lorifa,
harba lorifa!

Doe ic versach dat scone cruut
In den boemgardekijn,
Ende ic verhoorde dat suete gheluut
Van den magheden fijn,
Doe verblide dat herte mijn,
Dat ic moeste singhen na:
Harba lorifa, harba harba lorifa,
Harba lorifa!

Doe groette ic die alrescoenste
die daer onder stont.
Ic liet mine arme al omme gaen
Doe ter selver stont;
Ic woudese cussen an haren mont;
Si sprac: "Laet staen, laet staen, laet staen".
Harba lorifa, harba harba lorifa,
Harba lorifa!



Afanasi Fet (1820-1892)

Ik kwam bij je met verhalen, 
Hoe de zon was opgekomen,
Hoe zij met haar felle stralen
Speelde in 't lover van de bomen;

Hoe het hele bos ontwaakt was
En van lentelust doordrongen,
Ieder twijgje aangeraakt was
En hoe alle vogels zongen;

Hoe door hartstocht diep bewogen
Ik naar jou werd toegedreven,
Hoe mijn ziel, nog steeds bevlogen,
Voor 't geluk en jou wil leven;

Hoe gevoelens mij omringen
Van geluk, als nooit tevoren.
'k Weet nog niet wat ik zal zingen,
Maar een lied wordt straks geboren.



Els Moors

ik val steeds van de wereld af
als ik stilsta om zomaar om me heen te kijken
verlies ik neus ogen en glimlach in de ramen
waar ik aan voorbij kom
overdag

de perfecte samenleving vereist de
perfecte onverschilligheid dus ik gebruik
straten en pleinen zoals ik de metro neem
ik wacht stap in en klamp me vast
aan een lederen lus

en ik maak me zorgen
moet de stervende vandaag of morgen 
sterven?

jij slaat diep aan beide
zijden van het bed zodat je je
steeds naar het midden kan draaien
om me te zien

je bent een gier en je ruikt
mijn zieltogend vlees
je ziet me doodgaan
en geniet



Rainer Maria Rilke (1875-1926)

Verlangen is: wonen in deining,
geen thuishaven vinden in tijd.
En wensen: gesprek vol verfijning
van dagelijkse uren met eeuwigheid.

Het leven. Tot eenmaal door gister
het eenzaamste uur wordt omkaderd
dat - verschil in het glimlachen is-t-er - 
Het eeuwige zwijgend benadert.


Alfred E. Housman (1859-1936)

Think no more, lad; laugh, be jolly:
why should men make haste to die?
Empty heads and tongues a-talking
make the rough road easy walking,
and the feather pate of folly
bears the falling sky.

Oh, 'tis jesting, dancing, drinking
spins the heavy world around.
If young hearts were not so clever,
Oh, they would be young for ever:
think no more; 'tis only thinking
lays lads underground



Rutger Kopland (1934-2012)

Geluk was een dag aan een vijver
in gras met bomen
tot in de hemel omkringd

ik was er het kind van god en
mijn grootvader - beide stierven
geluk is gevaarlijk

de vijver is gaan liggen met de avond
zo spiegelglad dat hemel, bomen en gras
zich herhalen onder de aarde

angst en heimwee - beide vragen mij
terug


Cesare Pavese (1908-1950)

De dood zal komen en jouw ogen hebben – 
deze dood die altijd bij ons is
van de ochtend tot de avond, wakend,
doof, als een oud gevoel van spijt,
of een dwaze ondeugd. En jouw ogen
zullen een ijdel woord zijn,
een verzwegen schreeuw, een stilte.
Zo zie je ze elke ochtend
als je je naar jezelf toebuigt
in de spiegel. O dierbare hoop,
die dag zullen ook wij weten
dat je het leven bent en het niets.


Voor iedereen heeft de dood een blik.
De dood zal komen en jouw ogen hebben.
Het zal zijn als stoppen met een ondeugd,
als in de spiegel een dood gezicht
opnieuw te zien verschijnen,
als luisteren naar gesloten lippen.
Stom zullen we afdalen in de stroom.