Nog niet geheel gedoofd in mijn gemoed;
Maar zij behoeft U nu niet meer te grieven;
Ik wil dat Gij geen pijn door mij ontmoet.
Ik had U lief in stilte, niets verwachtend,
Nu eens geremd, dan weer jaloers gezind;
Ik had U lief zo teder, zo waarachtig –
Geef God dat zó een ander U bemint.