Anna Achmatova (1889-1966)


De herinnering gaat al verbleken, 
En je levenslot boeit me maar flauw 
Maar mijn ziel draagt nog altijd het teken
Van die ene ontmoeting met jou.

En ik word naar je huis toe gedreven,
't Rode huis aan de troebele beek,
Maar ik weet dat ik daarmee voor even
Wreed je zonnige stilte doorbreek.

Ook al heb je nog nooit vol verlangen
Met je lippen mijn mond aangeraakt,
En ook nimmer in gouden gezangen
Mijn vervoering onsterfelijk gemaakt -

Toch voorvoel ik in 't diepst van mijn dromen,
Als de avond zo zacht is en blauw 
Dat er ooit nog een weerzien zal komen,
Onafwendbaar een weerzien met jou.