De herinnering gaat al verbleken,
En je levenslot boeit me maar flauw
Maar mijn ziel draagt nog altijd het teken
Van die ene ontmoeting met jou.
't Rode huis aan de troebele beek,
Maar ik weet dat ik daarmee voor even
Wreed je zonnige stilte doorbreek.
Met je lippen mijn mond aangeraakt,
En ook nimmer in gouden gezangen
Mijn vervoering onsterfelijk gemaakt -
Als de avond zo zacht is en blauw
Dat er ooit nog een weerzien zal komen,
Onafwendbaar een weerzien met jou.