Kinderboeken lezen, meer niet,
Slechts te denken in kindergedachten,
Het volwassen gedoe te verachten,
Op te staan uit een peilloos verdriet.
Nimmer zal ik het kunnen aanvaarden,
Toch bemin ik mijn schamele aarde,
Want ik heb nooit een andre gehad.
Houten schommels om stil op te dromen,
En ik zie weer de donkere bomen,
Hoog en zwart, in een mistig visioen.