Walt Whitman


I CELEBRATE myself;
And what I assume you shall assume;
For every atom belonging to me, as good belongs to you.

I loafe and invite my Soul;
I lean and loafe at my ease, observing a spear of summer grass. 5

Houses and rooms are full of perfumes—the shelves are crowded with perfumes;
I breathe the fragrance myself, and know it and like it;
The distillation would intoxicate me also, but I shall not let it.

The atmosphere is not a perfume—it has no taste of the distillation—it is odorless;
It is for my mouth forever—I am in love with it; 10
I will go to the bank by the wood, and become undisguised and naked;
I am mad for it to be in contact with me.


To the Virgins, to make much of Time




GATHER ye rosebuds while ye may,
Old Time is still a-flying:
And this same flower that smiles to-day
To-morrow will be dying.

The glorious lamp of heaven, the sun,
The higher he 's a-getting,
The sooner will his race be run,
And nearer he 's to setting.

That age is best which is the first,
When youth and blood are warmer;
But being spent, the worse, and worst
Times still succeed the former.

Then be not coy, but use your time,
And while ye may, go marry:
For having lost but once your prime,
You may for ever tarry.

Robert Herrick
ong. 1591- 1674

Huub Oosterhuis


Nu ik weet dat het elke dag
avond wordt, vroeger of later,
en nacht, heb ik besloten de dag

te prijzen voor het avond wordt,
lief te hebben wie of wat ik liefheb
water op te graven, bomen

te planten - sinds ik weet
dat er morgen weer een dag is
en geen enkele nacht nog

eeuwig duurde, heb ik besloten
verlangend uit te zien naar
morgen, als misschien mijn

kinderen komen eten en zingen.
En het werd avond en een nacht
die eeuwig duurde: mijn kinderen

kwamen niet, zij zongen niet meer,
kwamen nooit meer, ik had
geen kinderen, nooit gehad.

En het werd morgen, en ze kwamen
in de avond, en wij aten
en zongen, tot diep in de nacht.

Ellen Warmond



ADVIES

Geef niet mee maar heers
verweer je tegen de stilte
de kou de stilstand de leegte

geef niet mee verbreek
het woord dat de dood bezegelt
ontken de zwarte kern

gons van ongeloof ontvonk
van tastbaar leven
vloek ja tegen het vroomste nee

verdoof niet geef je niet over
geef niet mee

Henriette Roland Holst- Van der Schalk


Geduld mijn ziel en geduld;
Uw nieuwe oogst kiemt nog niet
de korrel slaapt in het verborgne
gebied.

Zoals de nieuwe tarwe
die de hongrende mensheid mart,
bloeiende geluksgarve,
nog slaapt in het wereldhart.

Geduld mijn ziel en vertrouwen;
wat de diepe schoot lang bewaart
zal zijn glanzende kracht ontvouwen
als het licht verjaart...

Vasalis


Eb

Ik trek mij terug en wacht.
Dit is de tijd die niet verloren gaat:
Iedere minuut zet zich in toekomst om.
Ik ben een oceaan van wachten,
waterdun omhuld door 't ogenblik.
Zuigende eb van het gemoed,
dat de minuten telt en dat de vloed
diep in zijn duisternis bereidt.

Er is geen tijd. Of is er niets dan tijd?

Rutger Kopland


Over het verlangen naar een sigaret

Ken je het verlangen naar een sigaret,
naar die gelukkige tijd dat je nog rookte?
Niemand begrijpt dit verlangen behalve ik.
Ik herinner mij iemand die altijd
als ik iets zei dat ze niet begreep
antwoordde: op zich is dit heel intrigerend.
En ik herinner mij ook dat ik dan
die uitspraak een aantal malen
in mijn hoofd moest herhalen:
op zich is dit heel intrigerend
totdat de betekenis verdampt was.
God kan ondoorgrondelijke dingen met ons doen
dankzij het feit dat hij niet bestaat
en zo kunnen ook ondoorgrondelijke dingen
worden beweerd dankzij het feit
dat ze nergens over gaan.
Sinds ik dit bedacht begrijp ik veel meer.
Het verlangen naar een sigaret is
het verlangen zelf.

Cesare Pavese


Last Blues, to Be Read Some Day

'T was only a flirt
you sure did know
some one was hurt
long time ago.

All is the same
time has gone by
some day you came
some day you'll die.

Some one has died
long time ago
some one who tried
but didn't know.

E. du Perron (klik voor het vers)


Gebed bij de harde dood

Remco Campert


Als wij dan liefhebben, liefhebben
Tussen teveel papier, holle mannen en metaal,
Laten wij dan liefhebben zoals mij goeddunkt:

Liefhebben met de rust van de onrust, niet
Die van de routine, elkaars ogen verliezen
En weer ontdekken, voorbij de huizen gaan

Het land in, de streling van onbekende struiken
Ondergaan, de wind proeven op een steeds andere tong,
De maan zien en de zon in een kaartloze maan.

En laten de vrienden snel verouderen, worden
Tot waardevolle verhalen, en die meter aarde
Is slechts vruchtbaar waarop wij gaan.

Remco Campert


Poëzie is een daad

Poëzie is een daad
van bevestiging. Ik bevestig
dat ik leef, dat ik niet alleen leef.

Poëzie is een toekomst, denken
aan de volgende week, aan een ander land,
aan jou als je oud bent.

Poëzie is mijn adem, beweegt
mijn voeten, aarzelend soms,
over de aarde die daarom vraagt.

Voltaire had pokken, maar
genas zichzelf door o.a. te drinken
120 liter limonade: dat is poëzie.

Of neem de branding. Stukgeslagen
op de rotsen is zij niet werkelijk verslagen,
maar herneemt zich en is daarin poëzie.

Elk woord dat wordt geschreven
is een aanslag op de ouderdom.
Tenslotte wint de dood, jazeker,

maar de dood is slechts de stilte in de zaal
nadat het laatste woord geklonken heeft.
De dood is een ontroering.
© Remco Campert
uit: 'Het huis waarin ik woonde'

Fons Jansen

Doorstaan

Al is me het leven nog boven alles lief
Al word ik graag honderd of ouder alsjeblief
Toch is er geen dag dat de zekerheid verdwijnt
D'r komt aan dit dierbare leven een eind

Wanneer het dan eind'lijk met me is gebeurd
Dan hoef ik geen rouw of dat iemand om me treurt
Ik vraag me dan alleen maar dat iedereen erkent
Het leven, hij heeft het doorstaan, tot het end

De honger, de oorlog, de dreiging, het geweld
de roes van de roem, de verleiding van het geld
En afgunst, bedrog, tereur van de moraal
Hij heeft het dan toch overleefd, allemaal

Een jeugd vol met angsten van hoe moet ik zijn
Want mensen zijn groot en een kind is maar klein
Het bang zijn voor straf en het bang zijn voor slaag
Met iedere dag die onzekere vraag:
Als God dit dan weet, waarom grijpt ie niet in?
Hij heeft het te druk, ik schiet erbij in

De angst om te vragen van: Is hij er wel?
Want wie daaraan twijfelde, die kwam in de hel
Ik zal dus een held zijn, de winnaar van de strijd
Waarom nog getreurd, de dood heeft mij bevrijd

En zet op het graf maar 'Hier ligt er een
die heeft met hangen en wurgen de angst overleefd'

Dirk Witte (1885 – 1932)


Je leeft maar heel kort,
Maar een enkele keer.
En als je straks anders wilt kun je niet meer.
Mens, durf te leven.

Vraag niet elke dag, van je korte bestaan.
Hoe hebben m’n pa of m'n grootpa ‘t gedaan.
Hoe doet ‘t m’n neef of hoe doet ‘t m’n vriend.
En wie weet hoe of dat dan de buurman weer vindt.
En wat heeft het fatsoen voorgeschreven.
Mens, durf te leven.

De mensen bepalen de kleur van je das,
De vorm van je hoed,
En de snip van je jas.
En van je leven.

Ze wijzen de paadjes waarlangs je mag gaan.
En ze roepen: ‘door, door’ als je even blijft staan.
Ze kiezen je toekomst, ze kiezen je werk.
En ze zoeken een kroeg voor je uit en een kerk,
En wat je aan de armen moet geven.
Mens, is dat leven?

De mensen ze schrijven je leefregels voor,
Ze geven je raad en ze roepen in koor:
Zo, moet je leven.
Met die mag je omgaan,
Maar die is te min.
En die moet je trouwen al heb je geen zin.
En daar moet je wonen dat eist je fatsoen.
En je wordt genegeerd als je ‘t anders zou doen.
Alsof je iets ergs had misdreven.
Mens, is dat leven?

Het leven is heerlijk,
Het leven is mooi.
Maar vlieg uit in de lucht,
En kruip niet in een kooi.
Mens, durf te leven.

Met je kop in de hoogte,
Je neus in de wind.
En lap aan je laars
Wat een ander dan vindt. 
Houd een hart vol van warmte,
En van liefde in je borst.
Maar wees op je vierkante meter een vorst.
Wat je zoekt kan geen ander je geven.
Mens, durf te leven!

Dirk Witte 


Fons Jansen


Mens durf te sterven

De mensen zijn bang dat d'r leven straks stopt
En als er niks nakomt, dan zijn we gefopt
Ontrent het leven
De een gelooft van 'ja' en de ander van 'nee'
'n Derde zegt: "Als er wat is, valt het mee"
Maar achter de dood, daar is een ding een feit
Je bent van een hele hoop angsten bevrijd
D'r valt vrijwel niks te bederven
Mens, durf te sterven

Je voelt: je wordt oud
Je kunt nauwelijks meer mee
Maar je wil er niet aan
Want je hoofd zegt nog: nee
Nou nog niet sterven
Je geheugen verdampt, je voelt je wat stram
Sigaartje, borreltje, kallempjes an
Je kan slecht uit de voeten, je loopt wat gebukt
Ja, je wordt met je neus op de feiten gedrukt
Als je steeds meer geneugten moet derven
Mens, durf te sterven

De meesten van ons leven eigenlijk zo maar wat aan
Alsof ze van d'r leven niet dood zullen gaan
Vergeten het sterven
En komt dan de dood met z'n scherpe zeis
Dan zijn ze verward of compleet van de wijs
Want ze zien 'm als een vijand, die niet werd verwacht
In plaats van een vriend, die allang op je wacht
En die gaarne je gunst wil verwerven
Mens, durf te sterven

Slauerhoff

Het einde

Vroeger toen ik woonde diep in t land,
Vrat mij onstilbaar wee;
Zooals een gier de lever, want
Ik wist: geen streek geeft mij bestand,
En k zocht het ver op zee.

Maar nu ik ver gevaren heb
En lag op den oceaan alleen,
Waar zelfs Da Cunha en Sint-Heleen
Niet boren door de kimmen heen,
Voel ik het trekken als een eb

Naar 't verre, vaste, bruine land...
Nu weet ik: nergens vind ik vree,
Op aarde niet en niet op zee,
Pas aan die laatste smalle ree
Van hout in zand.


Frederik van Eeden



De waterlelie

Ik heb de witte water-lelie lief,
daar die zo blank is en zo stil haar kroon
uitplooit in 't licht.

Rijzend uit donker-koele vijvergrond,
heeft zij het licht gevonden en ontsloot
toen blij het gouden hart.

Nu rust zij peinzend op het watervlak
en wenst niet meer...

Ida Gerhardt


Een grafschrift

Geloof van mij, gij die mijn naam hier leest,
ik heb de dood van kind af nooit gevreesd.
Hij was vertrouwd. - Het ondoorgrondelijk leven
is mij de donkere despoot geweest.

Lucebert


ik tracht op poëtische wijze
dat wil zeggen
eenvouds verlichte waters
de ruimte van het volledig leven
tot uitdrukking te brengen

ware ik geen mens geweest
gelijk aan menigte mensen
maar ware ik die ik was
de stenen of vloeibare engel
geboorte en ontbinding hadden mij niet aangeraakt
de weg van verlatenheid naar gemeenschap
de stenen stenen dieren dieren vogels vogels weg
zou niet zo bevuild zijn
als dat nu te zien is aan mijn gedichten
die momentopnamen zijn van die weg

in deze tijd heeft wat men altijd noemde
schoonheid schoonheid haar gezicht verbrand
zij troost niet meer de mensen
zij troost de larven de reptielen de ratten
maar de mens verschrikt zij
en treft hem met het besef
een broodkruimel te zijn op de rok van het universum

niet meer alleen het kwade
de doodsteek maakt ons opstandig of deemoedig
maar ook het goede
de omarming laat ons wanhopig aan de ruimte
morrelen

ik heb daarom de taal
in haar schoonheid opgezocht
hoorde daar dat zij niet meer menselijks had
dan de spraakgebreken van de schaduw
dan die van het oorverdovend zonlicht

Aleksandr Blok


Nacht, straten, apotheek, lantaren,
Een zinloos schijnsel in de mist.
Al leef je nog eens twintig jaren -
Geen uitweg - alles is beslist.

Je sterft en wordt opnieuw geboren,
Alles herhaalt zich vroeg of laat:
Rimpels in het kanaal bevroren,
Nacht, apotheek, lantaren, straat

Dag Hammerskjöld




Verder word ik gedreven,
een onbekend land in.
De grond wordt harder,
de lucht prikkelender, kouder.
Aangeroerd door de wind
die mij toewaait
vanuit een mij onbekende einder
trillen de snaren in afwachting.

Aldoor vragend zal ik aankomen
daar waar het leven wegklinkt -
een klare zuivere toon
in de stilte.

uit: Merkstenen Pinksteren