Jan Eijkelboom


Tuin Dordrechts museum
Als ik gestorven ben
zal in de tuin van dit museum
boven het warrig bladerengedruis
een merel net zo helder zingen
op net zo'n late voorjaarsdag

En ik, ik zal er niet meer zijn
om door dit zingen te vergeten
dat ik moet sterven mettertijd.
Maar aan de andre kant zal ik
-je weet maar nooit-
veel langer leven dan die vogel
En als ik dan toch onder de zoden lig
dan zal mijn zoon nog eens
een merel net zo horen klinken
op net zo'n late voorjaarsdag.
En hij zal weten wie ik was
en ach, een vogel weet van niets.
Maar aan de andre kant alweer:
als merels aan hun vaders konden denken
wellicht dat ze dan krasten als een raaf.



Hanny Michaelis

Hoe dikwijls heb ik willen weggaan
vroeg in de grijze zomermorgen
wanneer de huizen in de stad
over hun slapende bewoners waken
als versteende moederdieren.

Hoe dikwijls stond ik op het punt
weg te sluipen in de ochtend,
onopgemerkt, naakt als ik kwam,
door lege, sprakeloze straten
vluchtend naar de rand der stad,
om door het natte gras, langs blinkend water
het Oosten tegemoet te gaan.

Wat ik lichtvaardig heb gewild,
heb ik lichtvaardig nagelaten.
Het spel wordt ernst nu het te laat is -
te laat om weg te gaan,
te laat om het te willen,
te laat voor spijt
en eigenlijk voor alles 
te laat.


Armando

waarom zouden we wat we gedaan hebben
om vergeving vragen waarom
hebben we gedaan wat we moesten doen


we deden wat we konden om niet
te weten dat we leefden


Gerrit Achterberg

Kleine ode aan het water

Zo staat de regen als een raam
over de bloemen, mond en maan
leggen er groot en rond zich aan,
liggen er groot en rond om dicht,
o Grevelingen, waaraan ik lig;
met mijn stelten in maan en water
staan meeuwen in mijn ogenwater
gespiegeld, sta ik spiegelend in
waterramen en maanbloemen.


Gerrit Achterberg

Rath & Doodeheefver

Op het behang van Rath & Doodeheefver 
Staan de figuren die gij hebt gekend: 
Een hart, een hand, een boomtak bloesemend 
En kinderschommels die naar voren zweven.

De randen, door de ratten aangevreten,
Krullen aan de vier hoeken overend.
Oud en verschoten, in zichzelf frequent,
Raakt het motief tegen de muur vergeten.

Maar deze beelden stonden in uw ogen
En deze ogen zijn uiteen gegaan.
Hoe hoog en ver werden de schommelbogen.
Het hart kreeg alle ruimte om te slaan.
De hand wees mij de wegen naar het leven.
De wereld bloeit. De dood is opgeheven.