David Troch

wij waren geen jongens 

wij hadden vaders, wij waren zonen. het volstond niet 
dat wij driemaal daags spek en spinazie vraten. 
de hemdsmouwen moesten omhoog, 

wij moesten tonen hoe hard wij de spieren in onze bovenarmen 
op konden spannen. wij zweetten als zwijnen, groeven bloederige kloven 
in onze handen, wroetten in het stof waarin onze voorvaderen 
al jaren liggen te liggen 

en kregen het vuil amper onder onze vingernagels vandaan. 
wij moesten voelen met wat wij tussen de benen geboren waren, jongens, 

maar hadden niet eens een eigen kamer 
waar wij voorovergebogen, met opgetrokken knieën 
en met de neus in andere werelden zaten. 

wij ondervonden aan den lijve dat doordringende boerenstank 
je harder in het gezicht kan slaan dan wat vuistdikke boeken. 


David Troch is Winnaar Turing Nationale Gedichtenwedstrijd 2012

David Troch

Luisterrijk

deze kamer is gemaakt voor kousenvoeten,
voor het horen vallen van een naald. blind
herkennen we elk geluid, het schuifelen en

het stilstaan, het wegschuiven van het laken
en het voorzichtig neervlijen naast het naakte
lichaam dat het onze is. we protesteren eerst

half binnensmonds, maar stemmen al snel
het ademen tot één ritme af, tot er geen naald
meer tussen past. zo wordt alles, alles zacht.


Menno Wigman

Tegen de liefde

Van ijzer zijn en toch je tanden breken 
op een blond stuk vreten. Mokken. Wrokken.
Knarsen tot je dubbel ziet. Jezelf krampachtig 
op een ander wreken. Nooit meer wartaal eten.
Van ijzer zijn en toch je tanden breken.

Wat moet je als je weerloos bent verraden?
De stad uitgaan? Een bioscoop opblazen?
Vergeet het, bijt je vast in wie je was 
en zorg dat niemand nog je zon begraaft.



Frank Koenegracht

BRIEF AAN MIJN MOEDER

Moet je horen, mamma, luister je?
Ik lees hier over een aanbod
waarbij zeer oude moeders met
meestal zeer oude zonen die
om niet tastbare redenen niet meer
bij ze willen slapen
een zwaan ter beschikking wordt gesteld
door de thuiszorg.
Het gaat om Hollandse zwanen.
Ze zwemmen overdag rond,
maar 's avonds worden ze opgeborgen
in prachtige vitrines.
Ze worden thuisbezorgd en in je bed gelegd.
Ze slaan hun linker vleugel om je heen: dat
is tegen angst voor duizeligheid en ze leggen
hun snavel op het andere kussen:
dat is tegen eenzaamheid.
's Ochtends worden ze weer opgehaald.
Nou, doe het maar, mamma.
Je bent er immers voor verzekerd.


Frank Koenegracht

Psychiaters onderling

Heb je gehoord dat de slager dood is?
Ja, vrij plotseling,
het was toch geen suïcide?
Nee, nee, gelukkig niet, 
hij is meer in het algemeen dood. 
O, dan is het goed


Horatius

Rust is wat men vraagt aan de goden als men
op open zee verrast wordt door zwarte wolken
die de maan begraven en sterren doven
baken van schippers;

rust is de wens van Thracische vechtersbazen
Parthen getooid met pijlkoker vragen, Gosphus,
rust die niet voor goud en juwelen of voor
purper te koop is,

want geen schathuis of consulaire lijfwacht
drijft uit ons hart trieste bekommeringen
en zorgen weg, die in gestucte kamers
rond blijven vliegen.

Goed wordt geleefd met weinig wanneer een zoutvat
van de familie glanst op een tafeltje
en kalme slaap niet wordt gestoord door angst
of gierige hebzucht. 

Waarom mikt men stoer in dit korte leven
op menig doel? Wanneer verhuizen wij
naar land met ander zon? Is een balling ooit
ontsnapt aan zichzelf?

(vert. Piet Schrijver)


Bertolt Brecht

Der Mensch lebt durch den Kopf
der Kopf reicht ihm nicht aus
versuch es nur; von deinem Kopf
lebt höchstens eine Laus.
Denn für dieses Leben
ist der Mensch nicht schlau genug
niemals merkt er eben
allen Lug und Trug.

Ja; mach nur einen Plan
sei nur ein großes Licht!
Und mach dann noch´nen zweiten Plan
gehn tun sie beide nicht.
Denn für dieses Leben
ist der Mensch nicht schlecht genug:
doch sein höch´res Streben
ist ein schöner Zug.

Ja; renn nur nach dem Glück
doch renne nicht zu sehr!
Denn alle rennen nach dem Glück
Das Glück rennt hinterher.
Denn für dieses Leben
ist der Mensch nicht anspruchslos genug
drum ist all sein Streben
nur ein Selbstbetrug.

Der Mensch ist gar nicht gut
drum hau ihn auf den Hut
hast du ihn auf den Hut gehaut
dann wird er vielleicht gut.
Denn für dieses Leben
ist der Mensch nicht gut genug
darum haut ihn eben
ruhig auf den Hut.


Dylan Marlais Thomas


Was there a time when dancers with their fiddles 
In children's circuses could stay their troubles?
There was a time they could cry over books,
But time has set its maggot on their track.
Under the arc of the sky they are unsafe.
What's never known is safest in this life.
Under the skysigns they who have no arms
Have cleanest hands, and, as the heartless ghost
Alone's unhurt, so the blind man sees best.


Dylan Thomas 1914-1953

Do not go gentle into that good night,
Old age should burn and rave at close of day;
Rage, rage against the dying of the light.

Though wise men at their end know dark is right,
Because their words had forked no lightning they
Do not go gentle into that good night.

Good men, the last wave by, crying how bright
Their frail deeds might have danced in a green bay,
Rage, rage against the dying of the light.

Wild men who caught and sang the sun in flight,
And learn, too late, they grieved it on its way,
Do not go gentle into that good night.


Grave men, near death, who see with blinding sight
Blind eyes could blaze like meteors and be gay,
Rage, rage against the dying of the light.

And you, my father, there on the sad height,
Curse, bless, me now with your fierce tears, I pray.
Do not go gentle into that good night.
Rage, rage against the dying of the light.