Vinícius de Moraes (1913-1980)

En plotseling werd het lachen tot wenen
Zonder geluid en kleurloos als een mist,
Vereende monden werden schuim dat sist
En handen werden schrik en angst in enen.

En plotseling werd stilte tot gewoel
En doofde in het oog de laatste vlam
En passie werd tot een bang voorgevoel
En het verstild moment tot veel tamtam.

En plotseling, niet meer dan plotseling
Werd triest hij die eens minnaar was geweest
En eenzaam hij die eens blij was van geest.

De vaste vriend werd tot een vreemdeling,
Het leven werd tot een verward tempeest
Heel plotseling, niet meer dan plotseling.


Pieter Boskma

Alleen maar jij, alleen maar vrouw,
weg met mijzelf, met elke man,
weg met hun werk, en met dit land,
alleen maar jij, alleen maar vrouw.

Alleen maar kussende kleuren, vrouw,
alleen maar gladde huid en warmte,
alleen maar jij, alleen maar vrouw,
alleen maar gulle, wijd open armen.  

Weg met het gelul van harde geslachten,
alleen maar het luisterende vochtigzachte,
alleen maar jij vrouw, alleen nog maar jij.

Alleen maar jij, alleen nog maar vrouw,
die uit het woord gewoon vingers bevrijdt
en zich daarmee streelt o mee streelt vrouw.
Alleen nog maar jij vrouw, alleen nog maar jij.


Pieter Boskma

Al had ik nog geen ogenblik geslapen,
het was mij toch alsof ik wakker werd.
De kleuren waren magnifiek en ik zag je
ook heel scherp, maar het was al zover

dat jij achteruitweek toen ik op je afliep
en op dezelfde afstand bleef, hoe ik
ook mijn best deed dichterbij te komen,
zoals je wel eens hebt in bange dromen,

wanneer je op de vlucht beschutting zoekt,
in slow motion voortrent naar de straathoek
die blijft wijken, je zult hem nooit bereiken …

Ineens dacht ik aan de avond, een zomer lang geleden,
dat wij het in de duinen voor het eerst met elkaar deden,
en zag jou net als ik voor die herinnering bezwijken …



Rutger Kopland (1934-2012)

Geef mij maar de brede, trage rivieren,
de bewegingen die je niet ziet maar vermoedt,
de drinkende wilgen, de zinloze dijken,
een doodstille stad aan de oever.

Geef mij maar de winter, het armoedige
landschap, de akker zonder het teken van
leven, de kracht van de krakende heide.

Geef mij maar de kat als hij kijkt voor
hij springt, om te vechten, te vluchten,
te paren, te jagen, als hij kijkt.

Geef mij maar een paard in galop, maar
op zijn zij in het gras. Geef mij

maar een vraag en geen antwoord.



Rutger Kopland (1934-2012)

Maar natuurlijk kwam ik ook weer
zo’n vriend tegen die er eens zeer
diep doorheen wilde gaan, spitsuur
op een terras midden in de stad,
lekker weer, er was nog veel aan
te doen op mijn leeftijd als je dat
zo zag. Straks zal ik er niet meer
zijn dacht ik, over veel gepraat en
weinig gezien hebben, geproefd,
gedaan. Ik zweeg daarover. 




Jelaluddin Rumi (1207-1273)

This being human is a guest house.
Every morning a new arrival.

A joy, a depression, a meanness,
some momentary awareness comes
as an unexpected visitor.

Welcome and entertain them all!
Even if they are a crowd of sorrows,
who violently sweep your house
empty of its furniture,
still, treat each guest honorably.
He may be clearing you out
for some new delight.

The dark thought, the shame, the malice.
meet them at the door laughing and invite them in.

Be grateful for whatever comes.
because each has been sent
as a guide from beyond.


Wilhelm Müller (1794- 1827)

Drüben hinterm Dorfe
Steht ein Leiermann
Und mit starren Fingern
Dreht er was er kann.


Barfuß auf dem Eise
Wankt er hin und her
Und sein kleiner Teller
Bleibt ihm immer leer.


Keiner mag ihn hören,
Keiner sieht ihn an,
Und die Hunde knurren
Um den alten Mann.


Und er läßt es gehen,
Alles wie es will,
Dreht, und seine Leier
Steht ihm nimmer still.


Wunderlicher Alter!
Soll ich mit dir geh'n?
Willst zu meinen Liedern
Deine Leier dreh'n?



M. Vasalis

als je je ogen opslaat stroomt zij vol met licht
– mijn lief, mijn vleugelslag – mijn zwaartekracht.
Ik volg – van ganser harte en volstrekt onvrij
iedere stap, ieder gebaar; iedre verandering van je gezicht
verandert mij.
Nee niets ontbreekt aan onze liefde dan
de onvolmaaktheid – zonder welke men
niet ademen, niet leven kan.

Ik ben te rijk behuisd in je paleis
ik wil weer naar mijn kamertje terug
en niets meer zien en niets meer horen
ik wil weer arm en leeg zijn als tevoren.
Ik-wil-naar-huis!

Barrie Wade

Sticks and stones may break my bones,
but words can also hurt me.
Stones and sticks break only skin,
while words are ghosts that haunt me.
Slant and curved the word-swords fall 
to pierce and stick inside me.
Bats and bricks may ache through bones,
but words can mortify me.
Pain from words has left its scar
on mind and heart that's tender. 
Cuts and bruises now have healed;
it's words that I remember.


Liselore Gerritsen

Ken je het lied van zomaarwat
Dat anders niks te zeggen had
Dan zalig zij die zomaarwat
Die zomaarwat geloven

Want het lied van zomaarwat
Dat anders niks te zeggen had
Werd gepredikt in de kerken
Werd geheiligd als moraal
Stond gebeiteld in de zerken
Werd verheven tot een taal

Ken je het lied van zomaarwat
Dat anders niks te zeggen had
Dan zalig zij die zomaarwat
Die zomaarwat geloven

Want het lied van zomaarwat
Dat anders niks te zeggen had
Maakte leiders potentaten
Heeft het priesterschap ontkracht
Spaarde duivelsadvocaten
Schiep de wolf in schapevacht

Ken je het lied van zomaarwat
Dat anders niks te zeggen had
Dan zalig zij die zomaarwat
Die zomaarwat geloven

Want het lied van zomaarwat
Dat anders niks te zeggen had
Bande volken uit hun landen
Hield de beulen op de been
Liet de heksen levend branden
Stilde honger met een steen
Bracht de pelotons te velde
Plantte trauma's in het kind
Eerde moordenaars als helden
Sloeg de ogen eeuwig blind

Dat deed het lied van zomaarwat
Dat anders niks te zeggen had
Dan zalig zij die zomaarwat
Die zomaarwat geloven