Attaar van Nisjapoer

Verloren ben ik in mijzelf, ik weet niet meer vanwaar ik kwam;
ik was een dauwdrop uit de zee, ik ging ten onder in de zee.
Ik was een schaduw in het begin, gevallen op de aarde,
maar toen de zon verscheen werd ik onzichtbaar.
Geen teken van mijn komst is er, van heengaan weet ik niets;
het was, lijkt het, maar een moment: ik kwam en ik ging heen.
Vraag mij geen uitleg, als een vlinder in de nacht
ging ik verloren in het kaarslicht van het bemind gezicht.
De weg van liefde vraagt om weten en niet-weten,
als minnaar moest ik wetende onwetend worden.
Mijn lichaam moest een oog zijn dat verblind kon worden,
hoe wonderlijk dat ik nu ziende ben en blind.
Stof op mijn hoofd, als er een stofje rest van het besef
waar mijn verdwaalde hart terechtgekomen is.
Ik zag dat Attaars hart de kosmos was ontstegen,
zo kwam het dat ik mijn hart verloor en buiten zinnen raakte.




Herman de Coninck


De plek

Je moet niet alleen, om de plek te bereiken,
thuis opstappen, maar ook uit manieren van kijken.
Er is niets te zien, en dat moet je zien
om alles bij het zeer oude te laten.

Er is hier. Er is tijd
om overmorgen iets te hebben achtergelaten.
Daar moet je vandaag voor zorgen.
Voor sterfelijkheid. 




Vladimir Solovjov

In ochtendmist ben ik met aarzelende schreden
Naar kusten vol geheime pracht op weg gegaan.
Terwijl de sterren met het ochtendgloren streden,
En door de lucht de dromen van de nacht nog gleden,
Riep mijn bevlogen ziel de vreemde goden aan.

En op een koude bleke dag, langs stille wegen,
Loop ik als vroeger door een land dat ik niet ken.
De mist trekt op; als ik het zicht weer heb herkregen
Zie ik hoe zwaar het bergpad is, hoe afgelegen,
Hoe ver ik van mijn visioen verwijderd ben.

Tot middernacht zal ik met vastberaden schreden
De weg naar de door mij begeerde kusten gaan.
Terwijl reeds nieuwe sterren komen aangegleden,
Zal ’k mijn gewijde tempel op de berg betreden,
Die in een stralend, triomferend licht zal staan.



Zinaida Hippius

Wat kan mij de vreemde wereld angst aanjagen!
Nu 'k ouder word - begrijp ik haar steeds slechter.
'Misschien' is 't enige antwoord op mijn vragen,
'Ik weet het niet' was juister en oprechter.

Er is geen antwoord op mijn bange dromen.
En waarom groeit de onrust bovendien?
Waar is het allemaal vandaan gekomen?
Er moet een antwoord zijn - Maar waar … misschien?


Ida Gerhardt

De profundis

Hadden wij nimmer nog zwanen gezien,
zouden wij hen op het water ontwaren,
o, wij zouden van vreugde vervaren,
lachen en schreien misschien.


Hadden wij nimmer nog zwanen gezien,
vlogen zij over met ruisende slagen,
O, wij zouden dit duister verjagen,
eindelijk bevrijd misschien.



Ida Gerhardt

Dank aan een ezel 

Gij met uw zachtzinnige oren
en uw geduldig gezicht:
ik ben u zeer verplicht.

Dat gij het hebt aan willen horen
hoe toenmaals het is geschied;
en hoe mij de ander verried.

En dat ge zelfs niet hebt bewogen,
mij slechts hebt getroost met uw ogen.
Dat kunnen de mènsen niet.




T.S. Eliot

Ash Wednesday



Because I do not hope to turn again
Because I do not hope
Because I do not hope to turn
Desiring this man's gift and that man's scope
I no longer strive to strive towards such things
(Why should the agèd eagle stretch its wings?)
Why should I mourn
The vanished power of the usual reign?

 Because I do not hope to know
The infirm glory of the positive hour
Because I do not think
Because I know I shall not know
The one veritable transitory power
Because I cannot drink
There, where trees flower, and springs flow, for there is 
nothing again

Because I know that time is always time
And place is always and only place
And what is actual is actual only for one time
And only for one place
I rejoice that things are as they are and
I renounce the blessèd face
And renounce the voice
Because I cannot hope to turn again
Consequently I rejoice, having to construct something
Upon which to rejoice

And pray to God to have mercy upon us
And pray that I may forget
These matters that with myself I too much discuss
Too much explain
Because I do not hope to turn again
Let these words answer
For what is done, not to be done again
May the judgement not be too heavy upon us

Because these wings are no longer wings to fly
But merely vans to beat the air
The air which is now thoroughly small and dry
Smaller and dryer than the will
Teach us to care and not to care Teach us to sit still.

Pray for us sinners now and at the hour of our death
Pray for us now and at the hour of our death.





Hans Lodeizen

je hebt me alleen gelaten 
maar ik heb het je allang vergeven 

want ik weet dat je nog ergens bent 
vannacht nog, toen ik door de stad 
dwaalde, zag ik je silhouet in het glas 
van een badkamer 

en gisteren hoorde ik je in het bos lachen 
zie je, ik weet dat je er nog bent 

laatst reed je me voorbij met vier 
andere mensen in een oude auto 
en ofschoon jij de enige was die 
niet omkeek, wist ik toch dat jij 
de enige was die mij herkende de enige die 
zonder mij niet kan leven 

en ik heb geglimlacht 

ik was zeker dat je me niet verlaten zou 
morgen misschien zul je terugkomen 
of anders overmorgen of wie weet wel nooit 

maar je kunt me niet verlaten 



Jan Boerstoel

Filosofie

Ik ken het klappen van de zweep
Ik ken de regels van 't spel
Ik ken de zin van het bestaan
maar als ik drink dan gaat het wel.


Cees Nooteboom

Niets 

Het leven 
je zou het je moeten kunnen 
herinneren 
als een buitenlandse reis 

en er met vrienden of vriendinnen 
over na moeten praten
en zeggen 

het was toch wel aardig, 
het leven, 
en flarden zien van vrouwen, geheimen 
en landschappen 

en dan tevreden achteroverleunen
maar doden kunnen niet achteroverleunen. 

En ook verder kunnen ze niets. 


Ida Gerhardt

Langzaam opent zich het inzicht
dat een werkelijk vers iets levends
is, van stonden aan een wonder.

Langzaam opent zich het inzicht 
dat het licht van binnenin is
wat die wisseling geeft van tinten.

Langzaam opent zich het inzicht
dat geen mensenkind kan weten
waar de herkomst van het vers ligt.



M. Vasalis

In de Herfst

Hol en leeg van verlangen
en de gele en amberen bomen
de groene en barnstenen stammen.

Het licht hangt stil in de blaren.

Mijn hart is te veel geopend,
te veel in het licht gevangen
in der wolken lichte varen ...
En pijndoend, schrijnend dromen
weg van mijzelf te komen.
En eigenlijk zo wanhopend.


Rainer Maria Rilke

Men moet de dingen
de eigen, stille
ongestoorde ontwikkeling laten
die diep van binnen komt,
en door niets gestuwd
of versneld kan worden.

Alles helemaal zijn tijd geven
en dan geboren laten worden.
Rijpen als de boom
die zijn sappen niet stuwt,
die getroost in de stormen
van het voorjaar staat,
zonder angst
dat er geen zomer zal komen.
Hij komt toch?

Maar hij komt alleen naar de geduldigen
die er zijn,
alsof de eeuwigheid voor hen lag,
zo zorgeloos stil en ver....

Geduld moet men hebben tegenover
het onopgeloste van het hart
en proberen de vragen zelf lief te hebben
als afgesloten kamers
en als boeken die in een zeer
vreemde taal geschreven zijn.

Het gaat er om alles te leven.
Wanneer men de vragen leeft,
leeft men misschien langzamerhand
zonder het te merken,
op een vreemde dag,
midden in het antwoord.



Ellen Warmond

Liefde en het besef
van liefde daartussen bouwen
mensen een warmende woonplaats

en sprekende zeggen ze: liefste
open je ogen nu langzaam en eet
ik heb het licht voor je aangesneden
of: open je ogen niet drink nu het donker
ik heb de nacht voor je omgekocht

want liefde en het besef
van liefde daaraan ontsteken
ogen en stemmen hun licht
daarin ontbloeien de lippen
daaruit ontstaat het gedicht.


Hendrik Marsman

Phoenix

Vlam in mij, laai weer op;
hart in mij, heb geduld,
verdubbel het vertrouwen
vogel in mij, laat zich opnieuw ontvouwen
de vleugelen, de nu nog moede en grauwe;
o, wiek nu op uit de verbrande takken
en laat den moed en uw vaart niet zakken;
het nest is goed, maar het heelal is ruimer


H. Marsman

Lex barbarorum

Geef mij een mes.
ik wil deze zwarte zieke plek
uit mijn lichaam wegsnijden.
   
ik heb mij langzaam recht overeind gezet.
   
ik heb gehoord, dat ik heb gezegd
in een huiverend, donker beven:
ik erken maar éen wet:
léven.
   
allen, die wegkwijnen aan een verdriet
verraden het en dat wìl ik niet.


Primo Levi

De overlever

                       Voor B.V.
                       Since then, at an uncertain hour

Sindsdien, op een onvoorspelbaar uur,
Komt deze smart weer, 
En als hij niet iemand vindt die hem hoort
Voelt hij het hart in zijn borst branden.
Hij ziet de gezichten weer van zijn gezellen
Grauw in het ochtendlicht,
Grijs van het cementstof,
Wazig door de mist, 
Gekleurd door de dood in hun onrustig slaap:
’s Nachts bewegen de kaken
Onder de zware last van hun dromen
Kauwend op een niet bestaande raap.
‘Terug, weg van hier, verdronken mensen,
Ga. Ik heb niemands plaats ingenomen,
Ik heb niemands brood ingepikt,
Niemand is dood in mijn plaats. Niemand.
Ga terug naar jullie nevelige wereld.
Het is niet mijn schuld dat ik leef en adem
En eet en drink en slaap en kleren draag.’


Jorge Luis Borges

Het geschrevene dat diegenen nalieten
Op wie jouw angst zich beroept kan je niet redden;
je bent de anderen niet en je weet je thans
Centrum van het labyrint dat jouw stappen
Vlochten.  Niet de doodsstrijd van Jezus 
Noch die van Socrates, noch de sterke gouden
Siddharta die bij het doven van de dag
De dood in een tuin aanvaardde zal je redden. 
Stof is ook het woord geschreven door 
Jouw hand of uitgesproken door jouw mond. 
De Hades kent geen mededogen
En de nacht van God is eindeloos.
Je bent gemaakt van tijd, de onophoudelijke

Tijd. Je bent ieder afzonderlijk moment.


K.P Kaváfis

Laat niemand uit wat ik deed en zei
proberen af te leiden wie ik was.
Er was een belemmering, die vervormde
de daden en de wijze van mijn leven.
Er was een belemmering, die weerhield mij
vele keren als ik wou gaan spreken.
Mijn meest onopgemerkte daden,
en mijn meest verhulde geschriften -
daaruit alleen zal men mij begrijpen.
Maar misschien is het niet zoveel moeite,
zoveel inspanning waard om mij te kenen.
Later - in een volmaakter samenleving -
zal stellig iemand anders, zoals ik geschapen, 
verschijnen en handelen in vrijheid.


Nikolaj Goemiljov

Is dit het leven? Zingen, springen,
Zeeën en steden, wildernis,
Opflitsende weerspiegelingen
Van wat voorgoed verloren is. 

Trompetten schallen, vlammen razen,
Roodbruine paarden stormen aan,
En lippen spreken vol verbazen
Over geluk dat heeft bestaan. 

En dan zijn daar weer vreugd en tranen, 
En alles blijft zoals het is,
Weer schudt de zee haar grijze manen,
Herrijzen steden, wildernis. 

Zal ik aan deze slaap ontkomen,
Zal ik weer worden die ik was?
Een jongetje, verdiept in dromen,
Des avonds bij een stille plas.

Rutger Kopland

Zoals de pagina's van een krant 
in het gras langzaam om 
slaan in de wind, en het is de wind 
niet die dit doet,

zoals wanneer een deken in de avond,
buiten, ligt alsof hij ligt
te slapen, en het is de deken
niet, zo
niets is het, niets dan de verdrietige
beweging van een hand, de weerloze
houding van een lichaam,
en er is geen hand, er is
geen lichaam, terwijl ik toch
zo dichtbij ben.

Louis de Góngora y Argote (1560-1627)

Wil ik van de sterren leren
waar gij, Tijd, gebleven zijt,
blijkt dat gij met hen verglijdt
zonder met hen terug te keren.
Hoe kan ik uw loop traceren,
niemand houdt u immers bij?
Maar ach, wat verbeeld ik mij
dat gij telkens zijt vervlogen;
gij blijft, Tijd, steeds onbewogen
en slechts ik, ik ga voorbij.



Steinn Steinarr

Het Kind

Ik was een klein kind
en speelde bij het strand
Twee zwartgeklede mannen
gingen voorbij
en groetten mij:
goedendag, klein kind,
goedendag.

Ik was een klein kind
en speelde bij het strand
Twee bleekharige meisjes
gingen voorbij
en fluisterden:
ga met ons mee, jongeman,
ga met ons mee.

Ik was een klein kind
en speelde bij het strand
Twee lachende kinderen
gingen voorbij
en riepen:
goedenavond, oude man,

goedenavond.

Ida Gerhardt


Achter een woord verscholen
leeft het geheime leven.
Gij moet u daar niet begeven.

Ge zoudt er kunnen verdwalen
in grote verlatenheden,
of gentianen vertreden.
Of er was misschien een moeras.

Ik heb mij daar ééns gewaagd.
Altijd is mij bijgebleven

het hert dat ik op had gejaagd.

Judith Herzberg

Nee er is geen tweede leven nee mijnheer
ik weet het, wij moeten redelijk zijn.
Maar ik begrijp de wens van pharao's
alles wat nu is te omarmen desnoods
in steen omarmen (de schaduw
in de plooien van de kussens die
nadat de levenden zijn opgestaan
in vorm van leven bleven liggen)
ja, zou dit ook in stenen doos
dit zonnige vertrek, dit sterk
gemerkte uur - voorbij de laatste dag
mee willen slepen.