Rodaan Al Galidi


Ik zocht je in wat in mij nog leeft,
in alles wat droom was
en is gebroken
op de trap van het lichaam,
in de diepe zucht, in de vreugde.
Ik zocht je in woorden die nog wachten,
in de winter die langer is dan de tijd,
in de as van de liefde,
in de kou van de eenzaamheid,
in mijn hand, in mijn broekzak, in mijn huid.
Ik zocht je
en heb je niet gevonden.

De armen van mijn dagen
wachten om je minuut te omhelzen,
de deur
wil je binnenkomst zijn,
maar
voor de tijd, de ruimte en de liefde
ben ik niet genoeg
om jou te vinden


Czeslaw Milosz (1911 - 2004)

Op zekere leeftijd

Wij wilden zonden bekennen en er was niemand aan wie.
De wolken wilden ze niet aanhoren, noch de wind
Die een voor een alle zeeën bezoekt.
Het lukte ons niet de dieren te interesseren.
De honden, ontgoocheld, wachtten op een bevel.
De kat, immoreel als altijd, viel in slaap.
Een persoon, ons schijnbaar genegen,
Was niet geneigd te luisteren naar wat vroeger gebeurd was.
Gesprekken met anderen, bij wodka of koffie,
Hoefden we niet te rekken na het eerste signaal van verveling.
Het zou vernederend geweest zijn een man met diploma
Per uur te betalen voor een luisterend oor.
Kerken. Misschien de kerken. Maar wat daar bekennen?
Dat wij onszelf ooit mooi en edel vonden,
Maar dat later, op deze plaats, een afzichtelijke pad
De dikke spleetogen opent
En men weet: ‘Dat ben ik’…




William Shakespeare


Like as the waves make towards the pebbled shore,
So do our minutes hasten to their end;
Each changing place with that which goes before,
In sequent toil all forwards do contend.
Nativity, once in the main of light,
Crawls to maturity, wherewith being crown'd,
Crooked eclipses 'gainst his glory fight,
And Time that gave doth now his gift confound.
Time doth transfix the flourish set on youth
And delves the parallels in beauty's brow,
Feeds on the rarities of nature's truth,
And nothing stands but for his scythe to mow:
   And yet to times in hope, my verse shall stand
   Praising thy worth, despite his cruel hand.
Gelijk de golven naar het kiezelstrand
Spoeden zich onze uren naar hun eind;
Elk nieuw uur schuift het oude aan de kant
En zwoegt vooruit, totdat het zelf verdwijnt.
Geboorte die eens in een lichtglans baadde,
Kruipt naar volwassenheid; draagt ze die eer,
Dan komen boze voortekens haar schaden
En tijd die gaf, verderft haar gave weer.
Want Tijd vernielt de bloei der jeugd en schuurt
Dubbele groef in schoonheids aangezicht,
Hij voedt zich met de wonderen der natuur,
Niets staat dat als hij heeft gemaaid niet ligt.
Wat ook de toekomst brengt, mijn vers houdt stand,
En zingt jouw lof ondanks zijn wrede hand.



Jan van Nijlen (1884 - 1965)

Van al de wijsheid die ons de eeuwen brachten, 
Kortstondig laaiend in der tijden gloed, 
Blijft slechts deze ene troostende gedachte: 
Laat ons, o ziel eenvoudig zijn en goed! 


Václav Havel (1936 - 2011)


Hoop

Diep in onszelf dragen wij de hoop.
Is ze niet daar, dan is ze nergens.

Hoop is een bewustzijn
en staat of valt niet met wat er in de wereld gebeurt.

Hopen is voorspellen noch voorzien.
Hoop zit ons in de ziel, in het hart gegrift,
ligt voor anker voorbij de horizon.

Hopen,
in deze diepe en krachtige betekenis,
is anders dan blij zijn om wat goed gaat
of je graag inzetten voor wat zeker succes heeft.

Hoop is de kunst om ergens aan te werken omdat het goed is,
niet alleen omdat het kans van slagen heeft.

Hoop is niet optimisme,
niet de overtuiging dat iets goed zal aflopen.
Hopen is zeker weten dat iets zinvol is,
ongeacht de afloop.


Cesare Pavese (1908 - 1950)

Ik wist het toen nog niet, 
ik wist het de volgende dag nog niet, 
maar ik behoorde haar al toe, 
in de ban gekomen van haar blik,
van de open ruimte die zij innam, 
van de open plek, 
van de berg.


Fjodor Tjoettsjev (1803 - 1873)


Mooi ben je, zee, in het nachtelijk duister, -
Hier ben je stralend, en daar donkerblauw …
Maanlicht verleent je een glanzende luister,
't Is of je leeft, alles flonkert aan jou …

Weids en immens, niet door grenzen omsloten,
Schittering, deining en razende kracht …
Alles met wazige glans overgoten,
Mooi ben je, zee, in de eenzame nacht!

Alles is nietig bij jou vergeleken,
Deinende zee, vier je feest soms vandaag?
Rollende golven die bliksemend breken,
Heldere sterren zien waakzaam omlaag.

In dit gewoel sta ik klein en verloren,
Heel deze schittering lijk wel een droom - 
Steeds laat mijn ziel zich door jou weer bekoren,
O, kon ik meedrijven met deze stroom …