Leonard Cohen

The birds they sang 
at the break of day 
Start again 
I heard them say 
Don't dwell on what 
has passed away 
or what is yet to be. 
Ah the wars they will 
be fought again 
The holy dove 
She will be caught again 
bought and sold 
and bought again 
the dove is never free. 

Ring the bells that still can ring 
Forget your perfect offering 
There is a crack in everything 
That's how the light gets in. 



George Meredith (1828–1909)

He rises and begins to round,
He drops the silver chain of sound,
Of many links without a break,
In chirrup, whistle, slur and shake.

For singing till his heaven fills,
'Tis love of earth that he instils,
And ever winging up and up,
Our valley is his golden cup
And he the wine which overflows
to lift us with him as he goes.

Till lost on his aerial rings
In light, and then the fancy sings.


Stijn Vranken

Dertien vragen en geen antwoord

Wat valt er te verliezen?

De tijd? De droom die zich als een wolk
van eiwit in onze hoofden heeft vastgezet?
Het verleden dat maar niet bestaat?

Wat valt er te verliezen?

Het licht? Mijn blik in uw ogen? De kans
op een weerzien? De toekomst die wij ons
zelfs niet meer kunnen herinneren?

Wat was er ooit van ons?

De eeuwigheid? Of de vraag? Is alles niet
meer van voorbijgaande aard
dan van ons?


Stijn Vranken

Vaag soms hoe het was, steeds
duidelijker nooit hoe het zal.

Veel weten wij niet.

Hoeveel waarvan en voor wie,
waarom en wanneer dan, wij,
toeschouwers van het onzichtbare,
verstokte bedenkers van de eeuwigheid.

Veel kunnen wij niet.

Enkele dagen dit lichaam besturen,
deze aarde bestaan, daarop al eens
de hemel beramen. En wachten, allemaal
samen apart in kamers op elkaar of iets.

Of niet. Veel niet.

Geloven, reddeloos, en ongehoord
ophouden.

Bernard Dewulf

Vermoedelijk bent u wat men noemt
een doodgewone man geweest, al spoorloos
voor hij in het gras verdween. Maar men moest het kunnen vragen
aan het gras zelf hoe schitterend u misschien wel was,
zingend, starend, sloffend,
dagelijks een ster in uw stofjas, schijnend in die stille kamers waar het gras al schiet,
heftig en onhoorbaar,
zoals alleen een doodgewone man het kan.



Peter Theunynck

Eskimo’s zijn mensen zonder tijd.
Sneeuw is hun huis en hun huid
is een land van winters en weinig,
omsingeld door het donkerste licht.

Eskimo’s verstaan de gebaren
van vallende vlokken, zingen
de zang van het pakijs na,
bemannen het ruim van de poolvos.

Eskimo’s wandelen over het water.
Hun sleden slijpen een gat
in de verte. Hun harpoenen bijten
zich vast in de koers van planeten.

Eskimo’s zijn niet gemaakt
voor het vlees van een vrouw,
voor het laaiende hart van een haard.
Eskimo’s zijn niet bestand tegen lente.





Jan Arends (1925 - 1974)

Ik ben
een boom.


Van groei
afaan
ben ik
van blad
tot blad
bekeken.


Toen
heeft iemand
een luis
ontdekt
op een
van mijn bladeren.


Nu word
ik omgehakt.