M. Vasalis (1909 - 1998)

In het hart van de storm zit ik stil.
Door grote veren bruist de wind,
wild, fris, maar ik zit warm en klein.
Door natte haren kijkt een engel naar binnen,
de wind strijkt al de grijze veren op zijn rug
terug
en hij zucht ongeduldig aan het raam.
Zijn lange grijze ogen speuren rond.
Maar ik zit stil,
ik wil niet.
Dan leunt hij met zijn volle hand
nog even dringend aan de ruit,
die buigt, en schudt zijn haren uit
en bruisend vliegt hij weg van hier,
ver – waar ik hem niet volgen kan.
Ik wou niet.
Waarom huil ik dan?


Wisława Szymborska (1923 – 2012)

Er zijn mensen die bedrevener zijn in leven.
In en om hen heen heerst orde.
Voor alles hebben zij een manier en het juiste antwoord.

Zij raden onmiddellijk wie wie, wie met wie
met welk doel, waarheen.

Stempelen unieke waarheden af,
gooien overbodige feiten in de versnipperaar,
en stoppen onbekende personen
in op voorhand voor hen bestemde ringbanden.

Denken zoveel als de moeite waard is,
en geen ogenblik langer,
want achter dat ogenblik loert de twijfel.

En als ze uit hun bestaan worden ontslagen,
verlaten ze hun post
door de aangegeven deur.

Soms benijd ik hen
- gelukkig gaat dat ook weer over over.


Wislawa Szymborska

Niets cadeau

Niets cadeau gekregen, alles te leen.
Tot over mijn oren in de schulden
zal ik met mezelf
voor mezelf moeten betalen,
mijn leven voor mijn leven geven. 


Het is nu eenmaal zo geregeld
dat het hart terug moet
en de lever terug moet
en elke vinger afzonderlijk. 


Te laat om het contract te verbreken.
De schulden moeten worden geïnd,
het vel over de oren gehaald.


Op de wereld loop ik rond
in de menigte van andere schuldenaren.
Sommigen zijn verplicht
hun vleugels af te betalen.
Anderen moeten of ze willen of niet
hun blaadjes afrekenen.


Aan de debetzijde
staat elk weefsel in ons.
Geen wimpertje, geen steeltje
mogen we voorgoed behouden.


De lijst is uitputtend
en het ziet ernaar uit
dat we niets zullen overhouden.


Ik kan me niet herinneren
waar, wanneer en waarom
ik zo’n rekening heb laten openen.


Het protest daartegen
noemen we de ziel.
En dat is het enige
wat niet op de lijst staat.




Konstantin Kavafis (1863-1933)

Zonder omzichtigheid, zonder medelijden, zonder schaamte
bouwden ze dikke en hoge muren om mijn heen.

Nu zit ik hier en ben wanhopig. Ik kan nergens
anders aan denken: dit lot verteert mijn geest,

want veel dingen had ik buiten nog te doen.
Waarom heb ik niet opgelet toen ze de muren bouwden?

Maar ik hoorde nooit enig gerucht, lawaai van bouwers.
Onmerkbaar sloten ze mij van de wereld buiten af. 







Wisława Szymborska

Over de dood zonder overdrijven

Hij heeft geen gevoel voor humor,
en geen verstand van sterren, van bruggen,
van weven, van mijnbouw, van het boerenbedrijf,
van het bouwen van schepen en het bakken van brood.

In onze gesprekken over plannen voor morgen
mengt hij zijn laatste
misplaatste woord.

Hij heeft niet eens in zijn vingers,
wat direct met zijn beroep te maken heeft:
een graf delven,
een doodskist in elkaar timmeren,
de rommel opruimen.

Als hij bezig is met doden,
doet hij dat onhandig,
zonder systeem of behendigheid.
Alsof hij het bij ieder van ons nog moet leren.

Hij mag dan triomf op triomf behalen,
maar hoeveel nederlagen waren er niet,
mislukte klappen
en hernieuwde pogingen!

Soms ontbreekt hem de kracht,
om een vlieg uit de lucht neer te halen.
Tegen menige rups
verliest hij een snelheidswedstrijd in kruipen.

Al die knollen, peulen,
voelsprieten, vinnen, luchtpijpen,
bronstveren en wintervacht
getuigen van het achterstallige
in zijn norse arbeid.

Kwade wil is niet voldoende
en zelfs onze hulp in oorlogen en revoluties,
schiet, tot nu toe, tekort.

Harten kloppen in eieren.
Geraamtes van zuigelingen groeien.
Zaadjes zorgen voor de eerste twee blaadjes,
en brengen het ook vaak tot hoge bomen aan de horizon.

Wie beweert: hij is almachtig,
is zelf het levende bewijs,
dat hij niet almachtig is.

Er is geen leven,
dat al was het maar voor even
niet onsterfelijk was.

De dood
komt steeds dat ene moment te laat.
Tevergeefs rukt hij aan de klink
van onzichtbare deuren.

Wat iemand heeft bereikt,
kan hij hem niet meer ontnemen.


Martin Niemöller (1892–1984)

Als die Nazis die Kommunisten holten, habe ich geschwiegen;
ich war ja kein Kommunist.
Als sie die Sozialdemokraten einsperrten, habe ich geschwiegen;
ich war ja kein Sozialdemokrat.
Als sie die Gewerkschafter holten, habe ich nicht protestiert;
ich war ja kein Gewerkschafter.
Als sie die Juden holten, habe ich nicht protestiert;
ich war ja kein Jude.
Als sie mich holten,
gab es keinen mehr, der protestieren konnte.


Rodaan Al Galidi

Ik heb alles om rivier te zijn:
de bodem, de afdaling, de dorst van de oever,
maar ik mis het water.
Ik heb de wortel, de brand en de stilte,
maar niet de grond om boom te zijn.
Een voorbij drijvende bijklank ben ik misschien
of misschien ook dat niet.