Paul Eluard (1895 - 1952)

Wat ben ik blij dat ik je nog niet ken.
Ik dank de sterren en de maan
dat iedereen die komt en gaat
de diepste sporen achterlaat, behalve jij,
dat jij mijn deuren, dicht of open,
steeds voorbijgelopen bent.

Het is maar goed dat je me niet herkent.
Kussen onder straatlantaarns
en samen dwalen door de regen,
wéér verliefd zijn, wéér verliezen,
bijna sterven van verdriet -
dat hoeft nu allemaal nog niet.

Ik ben nog niet aan ons gehecht.
Ik kijk bepaald niet naar je uit.
Neem de tijd, als je dat wilt.
Wacht een maand, een jaar,
de eeuwigheid en één seconde meer -
maar kom, voor ik mijn ogen sluit.



Paul Eluard (1895 - 1952)

Ik houd van je om alle vrouwen die ik niet heb gekend
Ik houd van je om alle tijden dat ik niet heb geleefd
Om de geur van het ruime sop en de geur van warm brood
Om de sneeuw die smelt om de eerste bloemen
Om de zuivere dieren die de mens niet verschrikt
Ik houd van je om lief te hebben
Ik houd van je om alle vrouwen die ik niet liefheb

Wie anders spiegelt mij dan jij zelf zie ik mij amper
Zonder jou zie ik enkel een verlaten vlakte
Tussen vroeger en vandaag
Waren al die doden waar ik doorheen loop op stro
Ik kon geen gat in de muur van mijn spiegel boren
Ik moest het leven leren woord voor woord
Zoals men vergeet

Ik houd van je om jouw wijsheid die niet van mij is
Om de gezondheid
Ik houd van je ondanks alles dat enkel illusie is
Om het onsterfelijke hart dat ik niet beheer
Je meent twijfel te zijn en je bent slechts rede
Je bent de grote zon die mij naar het hoofd stijgt
Als ik zeker ben van mezelf.




Hans Warren (1921 - 2001)

Met zoveel liefde heb ik van je gehouden
dat, nu ik bijna je vergeten ben,
het zeggen van je naam mij is gebleven
een liefkozing, waar ik dagen op kan leven.

En dit is de liefste herinnering:
hoe op het plein, een honinglied van linden,
vanuit de schaduw over witte straten
je aan kwam lopen. Speelse zomerwinden


sloegen de gele zijde van je kleed
tegen je ranke lichaam, en je ogen
waren van heimwee raadselig verwijd.
Hoevele zomers zijn sindsdien vervlogen.


Met zoveel liefde toch heb ik van je gehouden
dat, nu ik bijna je vergeten ben,
het een liefkozing der lippen is gebleven
je naam te zeggen als ik eenzaam ben.