Bart Stouten

Het is altijd hoekje om
en spurten naar de dood,
rennen zo snel je maar kan.
Wil je hem begrijpen.

En dan een warme rilling
van opluchting door je lijf.
Dat het levenlang denken
over is, nu je thuiskomt.

Gered uit een plas:
Gods tedere herinnering aan jou.
Een afgeprijsde teddybeer.
Je bloed is blijven liggen.

Maar het is altijd een dans
van bladeren rond een regenjas.
Een leven dat dronken zwalpt
op straat. Wanneer ik aan je denk.

Altijd een mist die voorbij rolt,
ons beiden omsluit. Wanneer jij
met je handen een sigaret omkranst.
Het lege landschap waar we woonden

naast elkaar:
voor jou is het uit. Voor mij
gaat een vriendschap nu beginnen.
In het vlammetje met je hoop.


Pier Paolo Pasolini (1922-1975)

Ik besta als kracht van het verleden.
In traditie alleen bestaat mijn liefde.
Ik kom van de ruïnes, de kerken,
de altaarstukken, de verlaten
bergdorpen in de Apennijnen of Voor-Alpen
waar mijn familie heeft gewoond.
Als een gek loop ik langs de Via Tuscolana
langs de Appia als een hond zonder baas,
of bezie de schemer, de ochtend
boven Rome, de Ciociaria, de wereld,
als eerste bedrijvan van de Nageschiedenis,
die ik op mijn identiteitsbewijs mag bijwonen,
aan de verste zoom van een dood en begraven tijdperk.
Misgeboorte wie ter wereld komt
uit de schoot van een dode vrouw.
En ik, volwassen vrucht, zwalk rond
actueler dan alle actualiteit
op zoek naar familie die niet meer is.


Ingrid Jonker (1933 - 1965)

Ik had gedacht dat ik je kon vergeten,
en in de zachte nacht alleen kon slapen,
maar in mijn onschuld heb ik niet geweten
dat ik bij elke windvlaag zou ontwaken:
Dat ik lichte trilling van je hand
weer langs mijn sluimerende hals zou voelen –
Ik die dacht dat het vuur in me brandde
als de witte sterrenbaan zou zijn afgekoeld.
Nu weet ik dat onze levens zijn als een lied
waarin de smarttoon van onze scheiding klinkt
en waar alle vreugde terugvloeit in verdriet
en uiteindelijk in onze eenzaamheid verzinkt.



Emily Dickinson (1830–86)

WILL there really be a morning?
Is there such a thing as day?
Could I see it from the mountains
If I were as tall as they?
  
Has it feet like water-lilies?  
Has it feathers like a bird?
Is it brought from famous countries
Of which I have never heard?
  
Oh, some scholar! Oh, some sailor!
Oh, some wise man from the skies!
Please to tell a little pilgrim
Where the place called morning lies!



Leo Ross

Ik had juist vriendschap gesloten
met de wolken, broederschap met de regen
gedronken en me verzoend
met een leven van herfstige kleur

toen als een allang niet meer verwachte gast
stralend en majesteitelijk, sierlijk
als een oosterse danser, de zon
lachend in het strijdperk trad

sindsdien beijver ik mij onophoudelijk
bossen rozen te kopen en te kussen
en langzaam rood wordend
de zon het hof te maken

en als de wind de komende herfst
mij aanklaagt en de regen mij huilerig
van ontrouw beticht, dan pak ik mijn koffer
en vertrek met de noorderzon.



Stef Bos

As ek oud word
Wil ek oud wees
Geen gladgestrykte plooie
Geen uitgewiste spore
Van geluk en verdriet
Maar ‘n oop verlede
‘n Landkaart
Wil ek wees
Waarop jy my lewe
Kan lees


Toon Tellegen

'Kom terug.' 
Als ik die woorden eens zó zacht kon zeggen 
dat niemand ze kon horen, dat niemand zelfs kon denken 
dat ik ze dacht...

en als iemand dan terug zou zeggen 
of desnoods alleen maar terug zou denken 
op een ochtend: 
'Ja.'



Anne Vegter

We lachten zo schel dat we bekend raakten om onze vrolijkheid,
aan ons merkte je niets. We kozen brillen, haastige, we droegen
zweetbeslagen glazen, zagen gezichten noch gezegden, woorden,
letters lazen we maar even niet. We sloegen regels in de wind

van de taal: (hullie zullie of hoe zeg je dat hunnie of laat ook maar).
Moesten we luidop lijstjes lezen, op werk zeiden we niet geweten,
bril vergeten. We wachtten vrolijkheid die zomaar niet kwam. Thuis
zwegen de dingen en de dieren zoals in grotten van voor tekens

van leven. Mensenschrift. Ergens begonnen, toen op drift en nu
doet iedereen het, zeggen ze, maar het alfabet is misschien
niet helemaal eerlijk verdeeld. Waar waren we toen de letters
werden geschud? Is er nog over van de spelling? Mogen wij ook?



Erich Fried

Voor de lege bouwplaats 
met gesloten ogen wachten 
tot het oude huis 
er weer staat en open is 

Naar het stilstaande uurwerk 
zo lang kijken 
tot de secondewijzer 
zich weer beweegt 

Aan je denken 
tot de liefde 
voor jou 
weer gelukkig mag zijn 

Het opwekken 
van doden 
is dan 
heel eenvoudig 



Erich Fried (1921 – 1988)

Met de vrijheid is het
net zoiets als met de liefde

Wanneer het zogenaamde geluk mij dan na jaren
weer uit de afgesloten kast haalt

en zegt: ‘Nu mag je weer!
Laat maar eens zien wat je kan!’

zal ik dan inademen en mijn armen spreiden
en weer jong zijn en levenslustig

of zal ik dan naar mottenballen ruiken
en met mijn botten rammelen op de maat van een vreemde hartslag?

Met de vrijheid is het
net zoiets als met de liefde

en met de liefde is het
net zoiets als met de vrijheid



Erich Fried (1921-1988)

Wenn man ans Meer kommt
soll man zu schweigen beginnen
bei den letzten Grashalmen
soll man den Faden verlieren

und den Salzschaum
und das scharfe Zischen des Windes
einatmen
und ausatmen
und wieder einatmen

Wenn man den Sand sägen hört
und das Schlurfen der kleinen Steine
in langen Wellen
soll man aufhören zu sollen
und nichts mehr wollen wollen
nur Meer

Nur Meer


K.P. Kavafis (1863 - 1933)

Body, remember not only how much you were loved,
not only the beds on which you lay,
but also those desires which for you
plainly glowed in the eyes,
and trembled in the voice – and some
chance obstacle made them futile.
Now that all belongs to the past,
it is almost as if you had yielded
to those desires too – remember,
how they glowed, in the eyes looking at you;
how they trembled in the voice, for you, remember, body.




Toon Tellegen

Nog één stap... zegt de een
Nog duizend stappen... zegt de ander.
... tussen jou en mij, zegt de een.
... tussen mij en jou, zegt de ander. 
De een neemt duizend stappen
en de ander zegt:
nu zijn het er nóg meer, nog tienduizend stappen! 
De ander neemt één stap
en de een zegt:
een halve stap was al voldoende,
nu zie ik het. 

Leonard Nolens

Als wij, de grote mensen, moe zijn
Van het praten met elkaar,
Als wij moe zijn van het slapen
Met elkaar, het wandelen
En handeldrijven met elkaar,
Het tafelen en oorlogvoeren

Met elkaar, als wij zo moe zijn
Van elkaar, van het elkaren
Van elkaar, dan zetten wij de kat
Op onze schouder, gaan de tuin in
En zoeken de kinderstemmen achter
De hoge hagen en in de boomhut.

En zwijgend leggen wij onze vermoeidheid
In het gras, en de jaren die zwaar
En donker sliepen in de zoom
Van onze jas ontbloten zich daarboven
In een jongenskeel en dansen op
En neer in een vochtige meisjesmond

Als wij, de grote mensen, moe zijn
Van het praten,
Van het praten,
Van het praten met elkaar,
Gaan wij de tuin in en verzwijgen ons
In de kat, in het gras, in het kind.


K. Schippers

Iemand elke dag zien.
Iemand naast je zien.
Iemand altijd zien.

Iemand minder vaak zien.
Iemand weinig zien.
Iemand niet zien.

Iemand niet kunnen zien.
Iemand een minuut zien.
Iemand toevallig zien.

Iemand af en toe zien.
Iemand zelden zien.
Iemand per vergissing zien.

Iemand niet mogen zien.
Iemand in het geheim zien.
Iemand nooit meer zien.



Gerrit Kouwenaar (1923 – 2014)

Vrienden, hoe wij die zomer daar zaten
op die eivolle berg tussen lege graven
hoe wij daar zaten bevroren in hitte
één blauwe seconde, ontvreemd voor een later
en hoe de cicaden de goden voorspraken
tienduizend vleugels alsof zij er waren
en hoe de dingen eenzelviger werden
goden en doden eischalen scherven
en hoe het nu herfst is en wij daar maar zitten
ook als wij elders in scherven liggen 


Joost Zwagerman

Voor alles altijd bang geweest
ook in tijden waar je alles
op de vingers van één hand.
Voor alles altijd bang geweest,
maar niet voor jou,
nee, niet voor jou.



Toon Tellegen

Soms, een enkele keer,
met heel veel moeite en voornamelijk toevallig,
lukt het iemand
om met beide armen zijn verdriet te omvatten.
Hij tilt het op
Laat de deur niet op slot zijn nu..
Hij duwt hem open met zijn knie
en loopt met grote breedsporige passen naar buiten.
Kijk uit! roept hij
want het verdriet is zo groot dat hij er niet overheen kan kijken,
en doorzichtig is het nooit.
Ver weg, in een sloot of op een drassige plek
onder populieren
of achter een scheve schutting tussen autobanden,
speelgoed, resten van een vuur,
gooit hij het neer

en fluitend loopt hij terug naar huis.


Yella Arnouts

Ik ben begonnen.
Net als u ben ik begonnen.
Uit de volte van een man,
in de holte van een vrouw.
Van stof zijn we verzonnen.

Ik heb gedanst.
Net als u heb ik gedanst.
In de cadans van zinnen en gebaren.
In mijn naam danst de stad Gdansk.
Uit ieders dans laaien we eender op.

Er is uw stad. Ze is van steen.
Ze doet alsof.
In haar boek ben ik een teek,
mijn naam, minder dan een apostrof.
En toch, ook zij, als wij, van stof.

Ongezien stierf ik hier wel duizend keer.
Ergens in uw nergens ging ik dood.
Dood ben ik wat ik altijd was.

Wij zijn van dans,
van vlees en bloed verzonnen.
wij zijn uit laaiend stof gemaakt.

Het is nu tijd.
Strooit u me uit in zingend gras
opdat ik zing:

ik ben begonnen.


Joost Zwagerman (1963-2015)

Die achternacht kwam ik mij tegen op een plek 
waar ik mij gewoonlijk niet vertoon.
Ik stelde mij teleur. Sprak te luid
tegen mensen die mij zichtbaar niet vertrouwden.
Ik wilde dat ik vond dat ik naar huis toe wilde
en sprak mij aan om hiervandaan te gaan
maar dat was zo gemakkelijk nog niet. Ik verloor mij
in gesprekken die ik al zo vaak gevoerd had
zonder zicht op toonzaamheid
of zelfs maar dunne trucs
waarmee je doorgaans
een kapotte nacht doorkomt.

Het eindigde ermee dat ik van alles
in mijn oor siste wat ik maar half verstond.
Wat doe je op zulke momenten? Ik liet mij
voor wat ik was; het had geen zin mij het zwijgen
op te leggen, ik was berstensvol op mij gebeten
en toen het eenmaal ochtend was
zag ik mij als zo vaak in tongen terug
als het legioen dat vreemden streelt.
Spreekwoord was ik dat niet snapt,
gaandeweg de dag werd ik weer opvoeding
die ouders voor hun kinderen uitdenken
en in het holst van alle bruikleen
was ik wat ik telkens na zo'n achternacht in corvee
en klatering moet zijn: voor dag en dauw de bijbel,
met stofomslag en in voldongen esperantoklanken,
een man om van kaft tot kaft uit voor te lezen 



Robert Frost (1874 - 1963)

Whose woods these are I think I know.   
His house is in the village though;   
He will not see me stopping here   
To watch his woods fill up with snow.   

My little horse must think it queer   
To stop without a farmhouse near   
Between the woods and frozen lake   
The darkest evening of the year.   

He gives his harness bells a shake   
To ask if there is some mistake.   
The only other sound’s the sweep   
Of easy wind and downy flake.   

The woods are lovely, dark and deep,   
But I have promises to keep,   
And miles to go before I sleep,   
And miles to go before I sleep.




M. Vasalis

Wanneer je hand beweegt beweegt mijn ziel –
als je je ogen opslaat stroomt zij vol met licht 
– mijn lief, mijn vleugelslag – mijn zwaartekracht. 
Ik volg – van ganser harte en volstrekt onvrij 
iedere stap, ieder gebaar; iedre verandering van je gezicht 
verandert mij.
Nee niets ontbreekt aan onze liefde dan 
de onvolmaaktheid – zonder welke men 
niet ademen, niet leven kan. 

Ik ben te rijk behuisd in je paleis
ik wil weer naar mijn kamertje terug 
en niets meer zien en niets meer horen 
ik wil weer arm en leeg zijn als tevoren.
Ik-wil-naar-huis!



Giacomo Leopardi -1798-1837

Steeds was mij deze eenzame heuvel lief
en deze heg, die aan zovele zijden
de verre horizon aan 't oog onttrekt.
Telkens als ik hier zit, stel ik me erachter
onmetelijke ruimten voor, en stilten
die 't menselijk begrip te boven gaan,
en peilloos diepe rust; waarbij ik soms
bijna verstijf van angst. En als ik dan
de wind door deze takken heen hoor waaien,
dan vergelijk ik de immense stilte
met dit geruis: ik denk aan de eeuwigheid,
aan de afgestorven jaren, en aan dit.
dat leeft, een aan 't geluid ervan. En zo
verdrinkt mijn geest in eindeloze diepten,
en zoet is 't mij in deze zee te zinken.





Kemba Dillon

A Great Man
The Creator of the earth
Once said
“Be doers of the word not hearers only”
But in our case talkers

All we do is talk
Behind our concrete slabs
Galvanize and board is only talk
We see the corruption, bribery, murders and nepotism
But nothing happens
But talk

We talk about events, lies told by official
But we never do
We are passive not active
Talkers not doers
Lying away while we sink in oblivion
Only talk
  
A little sleep, a little slumber, a little folding of the arms
And your poverty surely comes.
But in our case to much talking
Not enough acting
  
We only talking behind our concrete slab
Galvanize and board
About raising food, crime, unemployment
But who would close their mouths and act
Only talk
No one
Because we talk, talk, talk
More talking than acting
More complaining than doing
More murmuring than protesting
Only talk

Boys on the corner talking,
But nothing happening
But talk
They leave the corner with no resolution
Only empty words, filled with laughter
We only talking

 Death in the street
People gather
“He was a good boy”
“He was a gangster”
Murderer never found
The only thing found was the gossip
We only talking

Ministers talking, people talking
But never doing
Just talking
While thinks spinning
Everyone talking

They have a little secret on us
They know us well
They see through us
Lurking and waiting to strike
We are talkers
The secret is out
That why they can kill our children
Steal our joy and
 Empty our pockets

 Because we only talking
Not doing
Just talking
Not analysing
Just speaking
So you talk

While they do!!!

Emile Verhaeren (1855–1916)

Je hebt die avond zo fijn met mij gesproken, 
dat alle bloemen zich begonnen te tooien;
Plots werden wij verliefd en zijn zij ontloken,
om hun petaaltjes in onze schoot te strooien.

Je sprak teder over toekomstige jaren,
die we zouden drinken als langbewaarde wijn;
Hoe zouden wij het luiden van het lot ervaren ?
Hoe zouden wij beminnen, als wij ouder zijn ? 

Je stem was als een omhelzing met zoete pijn,
toen jouw brandend hart me kalme schoonheid bood,
zodat ik als ik wou, zonder vrees in staat zou zijn
om de kronkelwegen te volgen naar de dood.





Emile Verhaeren (1855–1916)

Ieder uur van mijmering over je goedheid,
Zo vanzelfsprekend grondeloos,
Smelt ik weg in gebeden naar jou.

Zo laat ben ik gekomen
Naar de tederheid van je blik,
En van zo ver naar je uitgestrekte handen,
Stilletjes, doorheen ruimte en tijd.

Ik had in mij zoveel weerbarstig roest
Dat uit mij wegvrat, met gulzige tanden,
Het vertrouwen.

Ik was zo loom, ik was zo moe,
Ik was van wantrouwen zo oud,
Ik was zo loom, ik was zo moe
Van het dwaalspoor van al mijn passen.

Zo weinig verdiende ik de wondere vreugde
Van je voeten die mijn weg verlichten,
Dat ik er nog van sidder, in tranen haast,
En voortaan nederig blijf, nabij zoveel geluk.




W.H. Auden (1907 – 1973)

As I walked out one evening,
Walking down Bristol Street,
The crowds upon the pavement
Were fields of harvest wheat.

And down by the brimming river
I heard a lover sing
Under an arch of the railway:
'Love has no ending.

'I'll love you, dear, I'll love you
Till China and Africa meet,
And the river jumps over the mountain
And the salmon sing in the street,

'I'll love you till the ocean
Is folded and hung up to dry
And the seven stars go squawking
Like geese about the sky.

'The years shall run like rabbits,
For in my arms I hold
The Flower of the Ages,
And the first love of the world.'

But all the clocks in the city
Began to whirr and chime:
'O let not Time deceive you,
You cannot conquer Time.

'In the burrows of the Nightmare
Where Justice naked is,
Time watches from the shadow
And coughs when you would kiss.

'In headaches and in worry
Vaguely life leaks away,
And Time will have his fancy
To-morrow or to-day.

'Into many a green valley
Drifts the appalling snow;
Time breaks the threaded dances
And the diver's brilliant bow.

'O plunge your hands in water,
Plunge them in up to the wrist;
Stare, stare in the basin
And wonder what you've missed.

'The glacier knocks in the cupboard,
The desert sighs in the bed,
And the crack in the tea-cup opens
A lane to the land of the dead.

'Where the beggars raffle the banknotes
And the Giant is enchanting to Jack,
And the Lily-white Boy is a Roarer,
And Jill goes down on her back.

'O look, look in the mirror?
O look in your distress:
Life remains a blessing
Although you cannot bless.

'O stand, stand at the window
As the tears scald and start;
You shall love your crooked neighbour
With your crooked heart.'

It was late, late in the evening,
The lovers they were gone;
The clocks had ceased their chiming,
And the deep river ran on. 




Jevgeni Baratynski (1800 - 1844)

Kom mij vergeefs niet lastig vallen
Met jouw herboren tederheid:
Voor de ontgoochelde zijn alle 
Verlokkingen verleden tijd!
Geloof in ’t woord heb ik verloren,
Geloof in liefde evenzeer,
En niet laat ik me nog een keer
Door ’n valse hersenschim bekoren!
Vererger niet mijn blind verdriet,
Breng wat geweest is niet ter sprake,
En stoor, jij die je druk wil maken,
De sluimer van de zieke niet!
Ik slaap, en zoet is mijn verlamming;
Maak je van oude dromen vrij:
Alleen maar opwinding en spanning,
Maar liefde niet, wek je bij mij.


Jean Pierre Rawie

Ik was je kwijt voordat ik je bezat,
ik heb je al gemist voor ik je kende;
er is klaarblijkelijk nog meer ellende
dan ik voor mogelijk gehouden had. 

En elke keer dat wij elkaar bekenden,
en alles wat je zogenaamd vergat -
Ik zou iets voor ons willen doen, maar wat
ik doe, het zal zich nooit ten goede wenden. 

De ergste droefenis is trouwens pas
gekomen met het vreselijke weten
dat ik je nooit in wezen heb bezeten,
terwijl ik zo bezeten van je was. 

Ik wilde dat ik even kon vergeten
hoe onvergetelijk dit alles was. 



Leo Vroman (1915 - 2014)

Psalm III 

Systeem! Dat ik in ieder dier
onze verliefdheid voel
en ik tot iedere muis of mier
fluister (‘Liefste, kom eens hier’)
is niet wat ik bedoel,
  
maar dat ik nu ook ieder blad
van iedere wilde plant
wil zoenen en wil aaien, dat
doet mij aan U vragen: wat
is er hier aan de Hand?
  
En nu ik ook om iedere steen
zo graag mijn armen sper,
zo maar om een rotsblok heen
en even in haar barstje - neen,
dat gaat Ons toch te ver?
  
Systeem, ik ben maar één getal
en tel U nog niet goed,
maar dat ik U met mijn verval
zodra dat komt, verminderen zal,
vertel mij hoe dat moet,
  
O dat ik U met mijn verval
klein maar voorgoed verminderen zal,
waarom, waarom dat moet?



Mascha Kaléko (1907 - 1975)

Man braucht nur eine Insel
allein im weiten Meer. 
Man braucht nur einen Menschen, 
aber den braucht man sehr. 






Shiraishi Kazuko

Ik zei: Je moet maar weggaan.
Ik zei: Vanavond wil ik niet met je samen zijn,
je moet maar weggaan.
En snikkend ben je weggegaan.
Ik heb geen woning om naar terug te gaan.

Ik wreef telkens opnieuw
over het spoor waarmee je, snikkend,
uit mijn hart was weggegaan.
De vlekken van jouw tranen bleven overal in mij vastzitten.
Zij waren een vijver geworden.
Door het gewicht van deze vijver was mijn hart
zwaarder dan anders.
Zo ben ik die nacht,
onder het gewicht van mijn hart,
ingeslapen.



Leonard Nolens

Wat kan ik voor je doen, ik heb alleen maar woorden. 
Met die muziek heb ik ons huis gebouwd, mijn leven 
Vernield om toe te zien of dood de moeite waard is, 
Of ik daar weg mee kan zonder te moeten sterven.

Wat kan ik voor je doen, ik moet toch van je blijven. 
Ik heb je toch op mij genomen zonder je te nemen, 
Zonder me te geven want ik ben alleen maar jij. 
Ik ben alleen maar jij geweest om niet te moeten zijn.

Ik ben alleen maar jij geworden om niet ik te zijn. 
Dat is een laffe liefde, Zoet, vergeef het mij. 
Wat kan ik voor je doen, ik ben alleen maar woorden, 
Wou je worden, wou ons worden zonder mij.



Hanny Michaelis (1922 - 2007)

Alle eindjes
aan elkaar geknoopt
tot een patroon dat zich
laat leven. Dagenlang
gaat het goed. En dan
is het er weer, het gat
waar alles in verdwijnt:
boeken, muziek, gesprekken
met vrienden. Alleen ik
blijf over, vastgenageld
aan de rand van het niets.



Anne Vegter

Je verkoopt boeken maar eigenlijk geef je liefde door
je geeft adviezen maar eigenlijk wijs je op vergezichten
je noemt een auteur maar eigenlijk raad je een verlangen
je wacht op een vraag maar eigenlijk stel je vragen

Je verkoopt boeken maar eigenlijk verplaats je taal
je wijst op de kasten maar eigenlijk zijn het horizonnen
je zegt omzet maar eigenlijk fluister je kapitaalbandje
je noemt een titel maar eigenlijk deel je vleugels uit

Je verkoopt boeken maar eigenlijk vertel je verhalen
je wordt getipt maar eigenlijk ben je een lezers lezer
je citeert ‘mooi is de menselijke rede, en onoverwinnelijk’
je bent een eiland maar eigenlijk verkoop je lifelines





Anne Vegter

Je had het over gevoelstemperatuur, onder nul vond je het tussen mijn dijen
in de vertrekhal. Na je tas hebben we elkaar heart to heart omhelsd,
man ik kon je wel pijpen van plezier. Luister je eigenlijk nog.
We maakten stroeve vogels na, een doodsmak ontwierp je op papier
had je wat napret van je verveling. Het werd lastig redenen vinden op die manier.
Als het glas van je vinger springt zoek je iets tegen breukjes en zout op.
Het tapijt grijnst. Wil nu godverdomme iemand opstaan en me vasthouden.


Michaël Zeeman (1958-2009)

Zo dichtbij als mijn kamerjas,
vanwege de kou onder de deken
gelaten en tegen mij aan gelegd,
voor de morgen, als zijn komst
zo betrouwbaar,

zo naast mij in aarzelende zinnen
van adem in en adem weer uit met
telkens dat even onneembare obstakel
dat weloverwogen weg wordt geslapen,
zo luisterrijk,

zo naar binnen gedropen als muziek,
al die adem samengekruld en deinend
van minuut tot minuut op een snaar
in mijn hoofd, een spinnende fuga,
zo nabij.



Svetlana Kekova

Geef de vlinders zulke namen
dat de klank de kleur van de vleugels verraadt. 

Geef de winterbijen honing en wijn,
de kinderen wierook, mirre en goud. 


Ga mijn huis binnen – en ik zal een kaars aansteken,
in de pikdonkere nacht mijn gezicht in mijn handen verbergen. 

Zeg mij: ‘Zwijg’ – en ik zal zwijgen,
zeg: ‘Ween’ – en ik zal wenen als regen. 


Het licht vleit zich aan tegen de ziel, als water tegen een schip, 
als een zwaluw tegen het lege hemelgewelf.
Zeg me zachtjes ‘Ik hou van je,’ –
en ik zal begrijpen hoe de vlam van het water houdt. 


Hoe de geest houdt van het verlaten lichaam,
hoe de eeuwigheid houdt van de wedloop van de haastige seconden, 

hoe wanhopig de Heer houdt van ons –
van ons, naakt, wenend en zondig.