Vittorio Alfieri (1749 – 1803)


Onmetelijker nog is mijn verdriet
dan ik je ooit zou kunnen openbaren.
Een diepe onrust is in mij gevaren,
en waar ik aarden moet, ik weet het niet.

Ontheemd slijt ik mijn trieste levensjaren,
en zoek mijn heil alleen in het verschiet;
daar waar ik niet ben, ligt het mooist gebied;
de lucht die ik niet adem is de ware.

Zelfs als ik op iets zuiver lieflijks stuit,
een bloeiend heuvelland, een bron, een weide,
put ik er sombere gedachten uit.

Jij bent niet bij me: alles wat mij kwelt
valt tot die ene kwelling te herleiden,
en wordt je door mijn tranen slechts verteld.