Michel van der Plas


Maar ik houd zo, ik houd nog zoveel van;
van de vogels; van water uit een bron;
van wijn in kruiken, koren in de wan;
en van de tempelkoepel in de zon;

van mooi lang haar, en lelies op het veld;
de geur van nardus, en de smaak van zout;
het tere van een lam en het geweld
van golven; en van hout, van alle hout.

Ik houd zo van het breken van een brood;
van kinderen die leunen op mijn knie
en van de aarde als ik sterren zie
en van het heimwee als ik hemel zeg,
van elke grot als van een moederschoot.
En om dat alles wil ik nog niet weg.