Victor Hugo




Voor dag en dauw, als licht al aanbleekt op het lover,
Ga ik op pad. Ik weet wel dat jij op mij wacht.
Ik trek de bossen door en trek de bergen over.
Ik heb te vaak te ver van jou mijn dagen doorgebracht.

Ik ga, ik hoor geen geluiden, kijk niet om me heen
En houd mijn ogen slechts gericht op mijn gedachten:
Een onbekende, met gekruiste handen, krom, alleen,
Verdrietig, en mijn dagen zullen zijn als nachten.

Ik kijk niet hoe het avondgoud wordt ingebed
Noch naar de zeilen die Harfleur haast binnenglijden;
En eenmaal bij je grafsteen leg ik een boeket
Van groene hulst vermengd met bloesemende heide.