J.W. von Goethe (1749-1832)


In liefde nabij

Ik denk aan jou, met zon in zee weerschijnend
   op mijn gezicht.
Ik denk aan jou, wanneer het maanlicht kwijnend
   de bron verlicht.

Ik zie je als langs paden, ver gelegen,
   het stof opsteekt,
als 's nachts bij wie zich waagt op smalle wegen
   de angst uitbreekt.

Ik hoor je telkens als met woest gedonder
   de golfslag smoort.
Ik luister graag in stille wouden, zonder
   dat iets me stoort.

Samen zijn wij, al ben je nog zo verre,
   dicht bij elkaar.
De zon daalt. Weldra fonkelen de sterren.
Was jij er maar!